En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is, door het geloof. Filippenzen 3:9
Hier zijn twee gerechtigheden duidelijk neergelegd. In één van beide moeten wij allen voor God staan: de gerechtigheid of rechtvaardigheid, die uit de wet is, of de gerechtigheid, die uit God is door het geloof in Christus. Maar let goed op dat een rechtvaardigheid, waarmee wij voor God bestaan kunnen, een volkomen rechtvaardigheid zijn moet. Deze rechtvaardigheid heeft nooit en kan ook nooit enig mens voortbrengen door zijn eigen gehoorzaamheid aan de wet, want geen mens heeft ooit God liefgehad met geheel zijn hart en ziel en geest en alle krachten, en zijn naasten als zichzelf. En indien iemand God als zodanig niet liefheeft, en ook niet zijn naasten, dan is hij alrede door deze rechtvaardige wet vervloekt en veroordeeld, want vervloekt is de mens, die niet blijft in al hetgeen in het boek der wet geschreven is, om dat te doen. Nu, de apostel ontwaarde, dat gelijk deze gerechtigheid door hem, als gevallen zondaar, niet kon opgebracht worden, hij noodzakelijk moest vallen onder de veroordeling en de vloek der heilige wet. Derhalve vrezende in zijn consciëntie en gevoelende de toorn Gods tegen hem en alle ongerechtvaardigde zondaren, geopenbaard in een verbroken wet, en wetende, dat hij voor eeuwig moest wegzinken onder het vreselijk ongenoegen Gods indien hij geen andere bedekking had voor zijn ontblote, naakte ziel, dan alleen zijn eigen rechtvaardigheid, liet hij ze varen om rechtvaardigheid, barmhartigheid en vrede te vinden in de rechtvaardigheid van Christus. Vandaar dat hij niets wenste te weten dan Jezus Christus en Die gekruisigd, en zo werd Jezus voor Hem alles in allen. Eenmaal beweldadigd geweest zijnde met een gezicht op de rechtvaardigheid van de Zoon van God, wenste hij geen andere voor de tijd_en voor de eeuwigheid. Door het geloof zag hij de woorden en werken van de Godmens en hij beschouwde de Godheid afgedrukt on iedere gedachte, woord en werk van de zuivere mensheid, waarmede zij verenigd was en waarin zij ontdekt werd als hebbende een verdienste tot aanbrengen van de rechtvaardigheid, die alle bevatting of uitdrukking van mensen en engelen te boven gaat. Hij zag Hem door het geloof, dragende zijn zonden in Zijn lichaam op het hout en door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid een gerechtigheid werkende, die Gode aangenaam was; een zodanige, waardoor hij en al de verlosten zonder vlek of rimpel konden staan voor de grote, witte troon. Zoals een reiziger, die door een vreselijk onweer overvallen, met blijdschap wijkt in een huis, aan de kant van de weg staande, om verberging of beschutting te vinden voor de bliksemstralen en de stortende regen; of gelijk een schip, dat bedreigd wordt door een geweldige stormwind, alle zeilen bijzet om bijtijds de haven van toevlucht te bereiken; zo zal de ziel, bedreigd door de donder en het lichten van de rechtvaardige wet Gods, toevlucht zoeken in de doorstoken zijde van Jezus, en zich verbergen onder Zijn rechtvaardigende gehoorzaamheid. De gerechtigheid of rechtvaardigheid wordt hier genoemd „de rechtvaardigheid Gods”, want God de Vader heeft ze uitgevonden, God de Zoon heeft ze uitgewerkt, en God de Heilige Geest past ze toe. En nu wordt er gezegd: „door het geloof”, omdat het geloof ze bespiedt en aanneemt en aan de ziel haar aandeel daarin te kennen geeft.