Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen. Jesaja45:24
Gods kinderen komen tot Hem omdat Hij hun enige hoop is, de enige toevlucht voor hun schuldige, met zonden beladen ziel. Ze komen ook ernstig in verzoeking gebracht tot Hem, waarbij ze de kracht van de zonde voortdurend in zich voelen werken. Ze komen, met het besef van een overvloed aan zonde in hun vleselijke geest, van de laagste begeerten en smerigste verdorvenheden. Ze komen, bestookt door satans godslasteringen in hun vleselijke geest; met allerlei zondige gedachten tegen God en godvruchtigheid; met allerlei verachtelijke wensen; met hun hart en geest soms vervuld van verwarring; met in zichzelf niets anders dan ellende en narigheid, maar toch komen ze, en ze zien en ervaren, als het de Heere belieft het hun te tonen, de geschiktheid, heerlijkheid, de louterende, verheerlijkende en scheppende genade in de Heere Jezus Christus. Ze voelen dat als Hij hen maar zal ontvangen, naar hun ziel zal kijken en glimlachen, als Hij hun maar een bemoedigend woord zal toefluisteren, zoals: Vrees niet, want ik heb u liefgehad. ‘Vrees niet, want Ik heb u verlost’ (Jes. 43:1), in één tel alles wat krom is wordt rechtgemaakt en al wat hobbelachtig is tot een vallei. Hun harten verblijden zich in Hem met onzegbare vreugde en vervuld van heerlijkheid. Ze komen, niet slechts uit noodzaak gedwongen, niet slechts met een zware last van schuld; ze komen en zien in Hem onzegbare rijkdommen, die precies op al hun behoeften zijn afgestemd. Hun ogen worden door de Geest van God verlicht, en ze zien in Hem onzegbare schoonheid, geschiktheid, die ze niet kunnen beschrijven maar die toch op elke plek in hun hart wordt gevoeld. Dezen komen tot Hem, in het besef dat Hij alleen hun ziel geestelijk goed kan doen. Hoe komen ze? Met uitroepen, gekerm, en tranen die over hun wangen lopen en hartverscheurend gesnik dat uit hun borst opwelt. Ze komen tot Hem en verzoeken Hem dringend om Zijn eigen belofte. Ze komen overdag en ’s nachts tot Hem als het Hem belieft om deze smeekbeden in hun ziel op te wekken. Ze komen tot Hem met hun ogen op Hem gericht, en al hun begeerte is dat Hij maar bereid zal zijn Zijn glimlach aan hun ziel te schenken, dat Hij bereid is Zijn aanwezigheid te openbaren, Zijn liefde in hun hart uit te storten, en hun te verzekeren dat ze Hem eeuwig toebehoren. Welnu, als u merkt dat dit alles in uw ziel omgaat, heeft u een schriftuurlijk bewijs dat u tot het zaad van Israël behoort, van wie wordt gezegd: ‘Maar in de Heere zullen gerechtvaardigd worden en zich beroemen, het ganse zaad van Israël’ (Jes. 45:25).
Lezen: Jeremia 31:1-17