Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte; tot Hem zal men komen. Jesaja45:24
Waarom komen we tot de Heere Jezus Christus? Omdat de gezegende Geest in ons werkt zoals het Hem behaagt; Hij maakt het ons mogelijk te komen, onder Zijn gezegende onderwijs, leiding en handelen. In welke hoedanigheid komen we? Alsof we zelf enige goedheid, gerechtigheid of heiligheid bezitten? Als we met onze eigen goedheid, heiligheid, vroomheid of godsdienst komen, komen we niet op de juiste manier. De Heere zal dit van ons niet ontvangen, het niet aanzien of aanvaarden. We moeten zonder onze eigen gerechtigheid komen; al onze gerechtigheid moet voor ons zijn blootgelegd en als vuile vodden op ons geweten zijn gelegd. We moeten schuldig komen, met de last van de schuld, die we niet kunnen verwijderen, op ons geweten; genoeg schuld om onze ziel in de hel te laten verdwijnen. We moeten komen de last van onze overtredingen voelend; dat we ons te buiten zijn gegaan, dat onze zonden zo talrijk als de sterren aan de hemel zijn, dat ze van dien aard zijn dat niets dan alleen Gods genade zulke stakkers kan vergeven. We moeten overtuigd komen, in het besef dat niets anders in de hemel en op aarde onze ziel kan baten. We moeten komen zoals Esther, toen ze naar de koning ging: ‘Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om’ (Est. 4:16). Ik moet naar Hem toegaan als ik sterf. Dit is de toestand waarin degenen die komen verkeren, die niets hebben om voor Hem neer te leggen; ze komen om uit Zijn volheid datgene te ontvangen wat Hij wil schenken. Gods kinderen komen tot Hem in verzoeking gebracht door duizend angsten en twijfels of ze wel door Hem zullen worden aanvaard; of de heilige, rechtvaardige en gezegende Jezus hen wel een medelijdende blik kan schenken: ze geloven dat als ze beter, heiliger waren of hun leven zouden beteren, iets konden aanbieden dat Zijn aanvaarding waard is, ze dan wellicht zouden worden ontvangen. Echter naar Hem toe te gaan, vol met alles wat in Zijn heilige en zuivere ogen verfoeilijk is, hun natuur lijkt ervan te walgen, en toch zijn zij er noodzakelijkerwijs toe gedwongen, aangezien ze nergens anders heen kunnen, en er niemand anders voor hen is om op te zien.
Lezen: Esther 4