En Ik zal hem geven een witte keursteen. Openbaring 2:17
Ieder teken dat de Heere u ooit heeft verleend dat u een kind van Hem bent, elke belofte die ooit in uw hart is gekomen, elk antwoord op een gebed dat u ooit van Zijn lippen hebt ontvangen, elke van Hem afkomstige verlossing die u ooit hebt ervaren, is een ‘witte steen’. Elke toepassing van de waarheid met goddelijke kleur en gloed aan uw ziel, elk herlevend en verfrissend seizoen, elke zoete openbaring, elk breken of verzachten van het hart, elk smelten van de geest voor de voetbank van de Heiland, is een ‘witte steen’ .Telkens als Jezus u dierbaar was voor uw hart—telkens als u Zijn voeten met uw tranen waste en ze met uw haren droogde — telkens als u Hem in de armen van vertrouwen en genegenheid sloot en kon zeggen: ‘Lieve Heere, hoe dierbaar zijt Gij voor mijn ziel! ’ — was dat een ‘witte steen’. De Heere heeft u ‘een witte steen’ gegeven bij elk bezoek van Zijn genadige aanwezigheid, bij elke omgang met Zijn eeuwige en nooit aflatende liefde. En wat een zegen is het voor Gods kind ook maar één witte steen te hebben! Stelt u zich voor, om terug te komen op het gebruik waaraan het beeld is ontleend, dat er twijfel bestond over de vrijspraak van een gevangene, kon hij dan niet op de witte stenen wijzen die in de urn zaten? En als hij ze in zijn hand kon tonen en tegen de rechters zeggen: ‘Hier zijn de witte stenen die u in de urn hebt gestopt; uzelf hebt me vrijgesproken’, zou het tonen ervan hem dan niet van blaam hebben gezuiverd wat betreft de aanklachten die tegen hem waren ingediend? En wat een zegen is het voor Gods kind een witte steen te hebben, die hij kan tonen voor de genadetroon!
Lezen: Psalm 103