Gij zijt toch in het midden van ons, o Heere! en wij zijn naar uw Naam genoemd, en verlaat ons niet. Jeremia 14:9
Als de Heere ooit in onze ziel is geweest, om daar een gevoel van Zijn goedheid en barmhartigheid te openbaren, kunnen we deze woorden ter verdediging aanhalen.: ‘Gij zijt toch in het midden van ons, o Heere!’ Als Hij ooit uw gebeden heeft verhoord, is Hij met u; als Hij u ooit een belofte heeft gedaan, is Hij met u; als Hij ooit met Zijn vinger uw hart heeft aangeraakt, is Hij met u; als Hij u ooit met een glimlach heeft begunstigd, is Hij met u. En als u dan het verloop van uw ervaringen nagaat, en u vindt Hem soms een vreemdeling in het land, een reiziger, die een andere weg neemt, om een nacht te blijven, of zelfs dat Hij u niet schijnt te kennen – een sterke man kan niet gered worden – toch spoort elk teken ten goede u aan om u aan Hem vast te klampen. Hem te omvatten, Zijn voeten te grijpen, zoals de Sunamietische de voeten van Eliza aangreep, en niet afgewezen wilde worden. Maar met alles wat u bent en bent geweest, kan het niet anders, of u voelt dat u Hem innig liefhebt. En u hebt een goede hoop, zo niet een goed getuigenis, dat Hij u liefheeft. Kunt u niet soms naar Hem opkijken, kan ik zeggen, Hem in het aangezicht aanschouwen en zeggen: ‘Heere! Gij weet alle dingen. Gij weet dat ik U liefheb? En hoewel mijn afschuwelijke zonden U soms een vreemdeling voor mij gemaakt hebben, toch weet U dat ik in het binnenste van mijn hart, in het diepste mijner ziel U liefheb.’ En als u de Heere durft aan te kijken en Zijn oog dat de harten doorzoekt durft aan te roepen, als u kunt zeggen dat u Hem liefhebt, wees er dan van verzekerd dat Hij u liefheeft, want het Woord der Waarheid verklaart: ‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.’
’t Is trouw, al wat Hij ooit beval.
Het staat op recht en waarheid pal
als op onwrikb’re steunpilaren.
Hij is het die verlossing zond
aan al zijn volk. Hij zal ’t verbond
Met hen in eeuwigheid bewaren.
Ps. 111:5