Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Psalm 91:1
Wat is ‘de schuilplaats des Allerhoogsten?’ Het is dezelfde plaats, waarvan David spreekt in de 73e Psalm: ‘Totdat ik in Gods heiligdommen inging; en op hun einde merkte.’ Het is de plaats, waarvan de Heere spreekt in Ezechiël: ‘Ik zal hun zijn tot een klein heiligdom in de landen waar zij zullen komen.’ Want deze ‘schuilplaats’ is de geheime boezem Gods. Het is een ingaan door het geloof in Jehova, door een geestelijke openbaring van Hem, ons tot een geestelijke kennismaking met Hem leidende. ‘De schuilplaats of geheime plaats des Allerhoogsten’ is die gewijde plaats, waar Jehova de zondaar in Christus tegemoet gaat, hem de rijkdommen zijner barmhartigheid opent en hem in zijn boezem binnenleidt, om daarin de geheimen van zijn liefhebbend hart te lezen. Het wordt genoemd ‘schuil- of geheime’ plaats, als alleen bekend aan hen, die er bijzondere mededeling van hebben ontvangen. Het wordt genoemd een ‘geheime’ plaats, omdat niemand er kan binnengaan, — ook niet verlangt binnen te gaan — behalve wanneer de Heere zelf, met zijn geheimzinnige hand, een gedeelte ervan voor hen opent, hun er een plaats in verleent en hen er in zegent. ‘In de schuilplaats des Allerhoogsten te zijn’ is gebracht te worden tot een soort van gemeenschap en bekendheid met God, iets gelijk aan geestelijke aanbidding, Goddelijke omgang; dan weet men iets bij ervaring van Hem, en men ‘kan op Hem aanlopen als op een sterke toren’, om daar zich gans verlost te gevoelen.
De Heer zal u steeds gadeslaan,
opdat Hij in gevaar
uw ziel voor ramp bewaar’.
De Heer, ’t zij g’in of uit moogt gaan,
en waar g’ u heen moogt spoeden,
zal eeuwig u behoeden.
Ps. 121:4