En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o Heere. Uw heil naar Uw toezegging; opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden; want ik vertrouw op Uw Woord. Psalm 119:41, 42
Een levende ziel wenst een antwoord te geven aan hem, die hem smaadt. Maar dit kan hij van zichzelf niet doen, want hij heeft niet één woord ter zelfverdediging. Dit is volkomen uitgesloten en daarom heeft hij datgene nodig, wat hem van een antwoord voorziet tegenover zijn versmaders. En wat alleen kan hem daarvan voorzien? De goedertierenheden Gods in zijn hart. En dat Uw goedertierenheden mij overkomen, o Heere! Uw heil naar Uw toezegging. Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden. De inkomst van de goedertierenheden in de ziel en de openbaring Van het heil aan het hart verschaft een antwoord aan hem, die ons smaadt. Indien gij acht wilt geven op het woord goedertierenheden, dan ziet gij, dat het een meervoudsvorm heeft, want er zijn vele goedertierenheden, maar heil staat in het enkelvoud, want er is maar één heil. In welk opzicht dan had de psalmist behoefte aan goedertierenheden? Alleen zo als de letter van het woord het meldt? Of zoals het staat opgetekend in het geïnspireerde Woord der waarheid? Als dingen om er op te zien, zoals men ziet op voorwerpen, die opgehangen zijn, bijvoorbeeld een schilderij, alleen daarom opdat ons oog zich daarop verlustigen zou? Neen, hij had ze nodig in zijn hart; daar moesten ze ingaan, over hem komen, of hem bezoeken. Ze moesten hem ingeblazen worden, één geheel met hem worden, gelijk het hartebloed, dat in zijn aderen zou circuleren, om als het Koninkrijk Gods opgericht te zijn in zijn ziel. En waarom had hij behoefte aan inwendige goedertierenheden? Omdat hij inwendige versmaders had. Waarom had hij behoefte aan goedertierenheden in zijn ziel? Omdat hij in zijn ziel veroordeeld was. Daar was het vonnis des doods geschreven; daar was het, dat het vonnis van vrijspraak moest vermeld worden. Daar werd de smaad waargenomen, maar ook daar moest het antwoord aan de versmader gegeven worden. Indien het slechts een uitwendige versmading ware, dan zou kunnen worden volstaan met een uitwendig antwoord; maar de beschuldiging van binnen voortgebracht zijnde, namelijk in het hart, in de consciëntie, in het gevoel, noodzaakte dat het antwoord op dezelfde plaats gegeven werd. Geschreven op dezelfde plaats, in dezelfde tafelen gegraveerd en voortgebracht met dezelfde of met veel groter kracht, zodat het een voldoend antwoord was voor de beschuldigingen van hem, die hem beschuldigde.