Van het einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is; leid mij op een Rotssteen, die mij te hoog zou zijn. Psalm 61:3
Er is in deze uitdrukking „Rots” voor mijn ziel iets, dat een lieflijk en gezegend licht schijnt te werpen op hetgeen de Heere Jezus voor de arme en nooddruftige is. De rots moet gegrondvest zijn op de bodem der diepe wateren en zich ook boven deze verheffen, om een voldoende schuilplaats te zijn voor de schipbreukeling! Indien de rots niet tot op de bodem der diepte reikte, zou zij niet vast zijn; zij zou slechts drijfzand zijn. Is dit niet aangenaam voor de getuigenis des Geestes wat de mensheid van Christus aangaat? Hoe diep daalde deze afin al onze smarten; in al ons lijden; in al onze zonden; in al onze schande! Hoe diep de wateren ook mogen zijn, de rots is dieper dan deze alle; hoe diep het lijden, de zonden en smarten der kerk moge zijn, het lijden en de smarten van de „Immanuël, God met ons,” waren oneindig dieper. Maar de golven en baren sloegen tevergeefs tegen de rots; zij konden haar niet van haar plaats rukken. Zo is het met de Rots Jezus. Al de zonden, verzoekingen, al het lijden en de smarten der uitverkorenen, met de toorn Gods en de woede der hel sloegen tegen die Rots aan, maar zij vermochten haar niet van haar plaats te rukken. Van deze Rots wordt er gesproken in onze tekst als „die mij te hoog zou zijn”, of hoger dan ik. Daarin hebben wij de Godheid. Want zo de Heere Jezus geen God was, zowel als mens, de Godmens, van welk een hulp kon Hij dan zijn voor de zinkende ziel? Welke kracht in zijn zoenbloed? Welke macht en heerlijkheid in zijn rechtvaardigmakende gerechtigheid? Maar God zijnde, zowel als mens, kon Hij in zijn menselijke natuur in de diepste diepte van de val afdalen, en in zijn Goddelijke natuur tot de troon des Allerhoogsten opklimmen; en dus, gelijk zijn aan de Jacobsladder, welker voet op de aarde was, maar welker top tot de hemel reikte. Zal dit dan niet, moet dit dan niet steeds de kreet onzer ziel zijn, die de Heere wil doen ontstaan: „Leid mij op de Rotssteen, die mij te hoog is?” Geen zaligheid, geen vrede ergens elders. Op die Rotssteen gebracht, daar vastgehouden door de Heilige Geest, vinden wij in Hem een veilige en zekere plaats voor de eeuwigheid.
Ps. 42:6