Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft. Romeinen 1:16
Wat wordt verstaan onder het woord „kracht”? Het is een uitdrukking, die veel voorkomt in het Nieuwe Testament. Het Koninkrijk Gods, zo wordt er gezegd, is niet gelegen in woorden, maar in kracht; en het ware geloof, zo leest men, bestaat niet in de wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods. Wat is dan kracht? Het is een Goddelijke werking, die God Zelf in de ziel schept. Het kan eigenlijk niet door woorden worden uitgedrukt of verklaard, zo, dat het door ons natuurlijk begrip verstaan wordt. Om het te kennen moet het gevoeld en daadwerkelijk in de ziel ondervonden worden, zal hij er enig geestelijk begrip voor hebben. Maar „Uw volk — lezen wij — zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht”. En wanneer het Evangelie tot de ziel komt door de toepassing van de gezegende Geest, en de Goddelijke kracht het vergezelt, ofschoon de kracht daarvan door de persoon zelf niet kan omschreven worden, dan wordt dit kenbaar door de vruchten, die er uit voortkomen. Bij voorbeeld, er is een arm zondaar, veroordeeld door de wet en naar zijn begrip voor eeuwig onder haar verschrikkelijke vloek liggende. Hij kan mogelijk zien, dat er een zaligheid in Christus is en in niemand anders, maar hij kan niet de hand op Christus leggen, noch ontkomen aan de veroordeling, waaronder hij ligt. Waarom? Omdat het Evangelie in zijn ziel niet is geworden een kracht Gods tot zaligheid. Maar hij bedelt, roept, bidt en smeekt God om genade. Gedurig tracht hij God te zoeken en bidt Hem zijn ziel genadig te zijn. Doch hij kan geen vrede vinden in zijn consciëntie; hij is nog in moeite en verslagenheid, nedergedrukt en in banden, vanwege schuld en vrees. Hier is dan iemand, die uitziet naar „kracht”. Nu, wanneer het de Heere behaagt enig deel van Zijn gezegend Woord aan Zijn ziel toe te passen, of enige bijzondere belofte tot hem te spreken, dan verwekt de kracht, die dit Woord of die belofte vergezelt, een bijzonder geloof, waardoor dat deel van Gods heilig Woord, hetwelk van Christus of van die bijzondere belofte spreekt, wordt aangegrepen. Hier dan ligt de kracht, door het Evangelie medegedeeld. Nu is het Evangelie tot hem gekomen, „niet slechts in woorden”, zoals het dit voorheen mag gedaan hebben, hem toentertijd in schuld en vrees latende, „maar in kracht”. En door het geloof alzo in hem verwekt, gelooft hij in Jezus tot behouding Zijner ziel. Tevoren kon hij in Hem niet geloven, want het geloof als zodanig was ontbloot van kracht, het liet hem waar het hem vond, verlaten en hulpeloos, als de man, die onder de rovers gevallen was. Neen, hij kon evenzeer getracht hebben een wereld te scheppen, als te geloven in de Zoon van God tot behoudenis. Maar zodra Hij gelooft wat de Heilige Geest toepast, vloeit een zoete en geheiligde kracht in zijn ziel, die de twijfel en vrees afdrijft en’ de schuld van zijn consciëntie wegneemt. De nevelen en de mist, die maanden lang over zijn ziel hingen, trekken op; en de dierbare Jezus wordt hem ontdekt, terwijl de beloften van het Evangelie voor zijn ogen als de dauwdruppen in de herfst zijn. Dit geeft hem een onuitsprekelijke nabijheid van God, door de Persoon, het bloed en de gerechtigheid van Christus, zoals hij nooit gekend had, totdat het Evangelie kwam met kracht en het geloof in zijn ziel verwekt was.