Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Die niet in gaat door de deur in de stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar. Johannes 10:1
Hier zijn drie kentekenen, waardoor gij kunt weten of gij door het geloof in de stal der schapen zijt ingegaan. Eerst, hebt gij enig bewijs, dat gij in de Heere Jezus Christus verlost zijt met een eeuwigdurende verlossing? Ten tweede, kent gij bij bevinding enige zalige en heilige vrijmoedigheid en vrijheid om uit de hemelse schaapskooi uit en in te gaan? Ten derde, hebt gij weide gevonden? Hebt gij somtijds weide gevonden in de ordinantiën van Gods huis, somtijds in de geheiligde waarheden van het Evangelie, als gij leest of hoort het Woord der waarheid en, meer bijzonder, wanneer gij door het geloof deelgenoot waart van het vlees en bloed des Lams? Er kunnen zulken zijn, die duidelijk zien, dat Christus de deur is, en ten volle overreed zijn, dat er geen andere weg is om de stal in te gaan dan door Hem, en toch schijnt het hun toe, dat zij persoonlijk en bevindelijk niet zijn ingegaan, zodat zij zich daarin niet kunnen verblijden. Maar zijt gij nooit ingegaan door hoop of verwachting? En hoe zoudt gij door hoop hebben kunen ingaan, tenzij er iets in u is, dat gij uzelf niet geven kunt, dat gij namelijk een zegen van God verwachtte; tenzij gij in het bezit zijt van een kruimpje levend geloof, waardoor gij, ofschoon voor het tegenwoordige zwak in oefening, toch schijnt een overreding te hebben van de zoetheid der zegeningen van het Evangelie. Hoe onderscheiden is deze staat der ziel van de staat dergenen, die stout en vermetel over de muur heenklimmen, of die gebruik maken van de ladder van eigengerechtigheid en die zichzelf op de één of andere wijze helpen. Hoe veel beter is het dan in ware vernedering aan de poort te blijven liggen, ziende op Jezus, verlangende om in te gaan; Hem smekende de deur te openen en u vergunning te geven, dan u stout en vermetel in te dringen. Hoe onderscheiden is deze nederige, afhankelijke en zichzelf verfoeiende staat der ziel van die van eigengerechtigheid aan de ene kant en de stoute onbeschaamde aan de andere kant. Er is alles om het zwakke, vreesachtige deel der kudde te bemoedigen om de stal in te gaan. Voor hen opent de Heere Jezus wijd Zijn armen en spreekt in hun hart en oren: Ik ben de deur, gaat in door Mij en door geen andere weg. Door Mij is er toegang tot God, want Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven! Indien gij door Mij ingaat, zult gij verlost worden van al uw benauwdheid en vrees, beide ten opzichte van dit en het toekomende leven. Gij zult vrijelijk in- en uitgaan en weide vinden, nederliggende en u voedende op Mijn Goddelijk Persoon, Mijn vlees en bloed op aarde, als voorsmaakjes van Mij eeuwig te zullen genieten in de gewesten der eeuwige zaligheid daar boven.