Zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen; ik zal mij verheugen in de God mijns heils. Habakuk 3:18
Zo wij ooit, wanneer wij door deze woestenij gaan, een droppel ware vreugde, waar geluk gevoelen, moet en kan hij slechts uit één bron vloeien — de openbaring van Christus aan onze ziel. Die vreugde moge ras voorbijgaande zijn: wij mogen op haar zien door een vergezicht van vele jaren; en twijfel en vrees kunnen onze geest zodanig aangrijpen, dat wij vragen, of wij ons wel ooit oprecht in Christus hebben verblijd, of onze vreugde de vreugde niet geweest is van de huichelaar, die vergaat. En nu zijn wij gebracht tot dit punt — wij kunnen in Hem alleen vreugde en vrede vinden. De zonde, de wereld, tijdelijke en zinnelijke zaken, bezigheden, dusgenaamde vermaken geven nu geen vreugde meer; er is een pijnlijk ledig, een gevoel van verlatenheid en ellende verbonden aan alles waarbij geen sprake is van genade, gunst en liefde. Zodat, ofschoon wij niet in staat zijn te zeggen, dat wij altijd, overal, in alle omstandigheden van vreugde in de Heere opspringen; toch kunnen wij zover komen — wij kunnen ons in niemand anders verheugen; wij kunnen geen ware blijdschap hebben in iets anders. Eén glimlach van de Heere, één woord van zijn lippen, één genadig doorbreken van het licht zijns aanschijns, deelt, zolang het duurt, vreugde mede, en van nergens elders, uit geen andere bron kan een ogenblik van blijdschap geput worden.
Ik zal in U, mijn God, van vreugd
opspringen, in de geest verheugd!
Uw naam zal, door mijn psalmgezangen,
o Allerhoogste, lof ontvangen.
Zingt, zingt de Heer, die eeuwig leeft,
die Sion tot zijn woning heeft,
en laat voor aller volken oren
met psalmgezang zijn daden horen!
Ps. 2:9, 11