Maar nu zien wij nog niet, dat Hem alle dingen onderworpen zijn. Hebreeën 2:8
Het is Gods bijzonder voorrecht, uit het kwade het goede te doen voortkomen en dat Hij uit verwarring orde schept. Indien gij vanuit een sterrewacht zorgvuldig de bewegingen der planeten zou gadeslaan, zou gij niets anders bemerken dan de grootste disorde. Soms zouden zij schijnen voorwaarts te gaan, dan weer achterwaarts, en soms geheel stil te staan. Deze verwarde en tegenstrijdige bewegingen hebben menige astronoom verlegen doen staan, tot Sir Isaac Newton opstond en de gehele zaak in het helderst daglicht stelde; toen werd alles gezien in de schoonste harmonie en orde, waar tevoren alles enkel verwarring scheen te zijn. Maar neem een Schriftuurlijk voorbeeld, het hoogste en grootste, dat wij kunnen geven om aan te tonen, dat waar het naar het uitwendig voorkomen enkel verwarring schijnt, daarin de grootste wijsheid en de bepalende wil regeert. Let op de kruisiging van de Heere Jezus. Kunt gij dit toneel niet zien zoals het in het Woord Gods getekend wordt? Zie het plan-beramend priesterdom, het woest gepeupel, de ruwe soldaten, de wankelende Romeinse stadhouder, die bleke en verschrikte discipelen, de wenende vrouwen, en bovenal de onschuldige Lijder, met de doornenkroon op het hoofd, doorworstelende het laatste toneel van een alles overtreffend leed, waarbij de aarde beefde en de zon haar licht introk. Welk een verwarring; welk een wanorde. Hier triomfeert de schuld en wordt de onschuld verdrukt en overwonnen. Maar was het in waarheid zo? Was er geen wijsheid of macht van God, Die hier Zijn eeuwig besluit in vervulling bracht, en dat door de goddeloosheid des mensen als middel? Hoort Zijn eigen Goddelijk getuigenis: „Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood”, Hand. 2:23. De bepaalde raad en voorkennis van God, in het grote en heerlijke werk der verlossing, werd volbracht door de goddeloze handen der mensen. En indien dit zo is in de ergste van alle voorkomende gevallen, wordt dan niet dezelfde eeuwige wil ook nu uitgevoerd in voorbeelden van gelijksoortige natuur, ofschoon zij voor het ogenblik minder zichtbaar zijn?