Het einde eens dings is beter dan zijn beginsel. Prediker 7 :8
Alzo spreekt de wijze man, en het is dikwijls waar in het natuurlijke, maar immer waar in het geestelijke. Zelden kunnen wij in den beginne de uitslag voorzien ener zaak, die wij ondernemen. Wij mogen haar met veel hoop aanvangen, en aan het einde die hoop deerlijk bedrogen zien. Wij mogen ze somtijds met vrees beginnen en bevinden bij de uitkomst, dat deze vrees geheel ongegrond was. Wat wij ook ondernemen, het is zeer zelden, dat het einde aan onze verwachting beantwoordt, want wij moeten telkens en telkens leren, dat „de mens zijn weg overdenkt, maar dat de Heere zijn gangen bestuurt”, en dat er vele beraadslagingen zijn in het hart eens mensen, maar dat evenwel de raad des Heeren, en die alleen, zal bestaan. Maar zoverre als wij behoren tot de kinderen Gods, en dus onder een bijzonder bestuur en Goddelijke lering en leiding zijn, hetzij onze eerste verwachtingen vervuld worden of niet, het einde zet op al de wegen Gods met ons, zowel in de voorzienigheid als in de genade, de stempel van wijsheid en goedheid. Hoe belemmerd het pad van een kind Gods ook geweest zij; hoe zijn plannen, ook de gedachten van zijn hart, zoals Job zegt, ook verijdeld zijn; hoewel hetgeen hij zelf goed achtte ten kwade uitliep, en hij naar licht uitzag, niets dan duisternis ontwaarde; welke bittere dingen God tegen hem scheen te schrijven; wanneer Hij hem de zonden zijner jeugd toerekende, zal hij vroeger of later toch kunnen zeggen: „O hoe groot is uw goedheid, die Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen!” en dat zal hem de vrijmoedigheid geven er bij te voegen: „Waarlijk goedheid en barmhartigheid zullen mij al de dagen mijns levens volgen, zoals zij mij reeds gevolgd zijn, en ik zal in het huis des Heeren wonen eeuwiglijk en altoos.”
Laat ieder ’s Heeren goedheid loven,
want goed is d’ Oppermajesteit:
zijn goedheid gaat het al te boven,
zijn goedheid duurt in eeuwigheid!
Laat Isrel nu Gods goedheid loven
en zeggen: „Roemt Gods majesteit!
Zijn goedheid gaat het al te boven,
zijn goedheid duurt in eeuwigheid!”
Ps. 118:1