Zal ook enig ijzer het ijzer van het noorden of koper verbreken? Jeremia 15:12.
Volgens de engelse bijbelvertaling: Zal ijzer het ijzer en het staal van het noorden verbreken?
Er zijn mensen die veel bezwaar hebben tegen het gebruik van beeldspraak in de prediking van het Evangelie van Jezus Christus. Zij zeggen dat de waarheid van het evangelie zulke afbeeldingen niet nodig hebben; dat het gebruiken van natuurlijke beelden eerder die heerlijke onderwerpen te zinnelijk maakt en verlaagt, dan dat het er enig licht op werpt; en dat de waarheid helder genoeg in zichzelf is; en zo’n geleende toelichting niet nodig heeft. Ik erken dat, als natuurlijke beelden gewrongen zijn, of niet van toepassing zijn, of te veel gebruikt worden, zij daar aanleiding toe kunnen geven. Maar dat is het misbruik er van, niet het goede gebruik. Wij mogen niet ergens tegen zijn omdat het verkeerd gebruikt wordt. Ik ben dan ook van mening dat het gematigd gebruik van gepaste beelden een belangrijke bijdrage levert aan de uitleg en opening van het Woord van God en de bevinding van de heiligen Twee zaken zijn, naar mijn mening, in elk geval duidelijk.
- Ten eerste werpen natuurlijke beelden een groot licht op de waarheden die anders niet zo helder voor de dag zouden komen; ze maken een indruk op onze geest en ze worden voor het grootste deel goed in ons geheugen bewaard.
- Ten tweede is het, naar mijn mening, volkomen duidelijk dat de gezegende Geest heel dikwijls gebruik heeft gemaakt van beelden in het Woord der Waarheid.
De taal van de profeten is in hoge mate zinnebeeldig. En is het nodig dat ik het voorbeeld van onze gezegende Heere Zelf noem, Die veel sprak in beelden, ja zonder een gelijkenis (die toch ook een beeld is) nauwelijks Zijn lippen opende We hebben een beeld voor ons uit de mond van Jehovah Zelf, gericht aan Zijn dienaar Jeremia, onder bijzondere omstandigheden. De woorden van de tekst overwegende, zal ik met de zegen Gods trachten:
- Ten eerste de letterlijke mening aan te tonen en haar gepastheid in de toestand van hem aan wie zij waren gericht en
- Ten tweede haar geestelijke en bevindelijke betekenis aan te tonen in een breder verband, in betrekking tot al Gods kinderen.
I. Ten eerste. We moeten in gedachten houden dat Jeremia in die tijd in een toestand van bijzondere moedeloosheid verkeerde. De Heere had hem geroepen tot het profetisch ambt, had de woorden in zijn mond gelegd en had hem begiftigd met grote getrouwheid om de boodschap te brengen die Hijzelf hem had gegeven. De uitoefening, de getrouwe uitoefening, van zijn profetisch ambt bracht hem in grote vervolgingen. Hij roept uit in grote bitterheid en zielssmart: “Wee mij, mijn moeder, dat gij mij gebaard hebt: een man van twist en een man van krakeel den ganse lande! Ik heb hun niet op woeker gegeven; ook hebben zij mij niet op woeker gegeven; nog vloekt mij een ieder van hen”. Zijn tere gevoelens zonken weg onder het gewicht van de algemene vijandschap.
Maar er was meer dan dit. De Heere stelde Zijn openbaringen uit en verborg Zijn vriendelijk aangezicht van hem en omdat de verdorvenheid van zijn hart daardoor opwelde, brak de toorn en opstand van zijn vleselijk gemoed uit in deze ongepaste taal: “Waarom is mijn pijn steeds durende en mijn plaag smartelijk? Zij weigert geheeld te worden; Zoudt Gij mij ganselijk zijn als een leugenachtige, als wateren die niet bestendig zijn?”
Zijn hele boezem was een kolkende zee van droefheid en hier zien we het bruisen en kolken van haar rusteloze golven. Maar hoe handelt de Heere in deze toestand? Wat zijn de woorden die Hij gebruikt om olie op de golven te gieten? De Heere zegt: “Zal ook enig ijzer het ijzer van het noorden of het koper kunnen verbreken?” Het is alsof de Heere aldus tot hem sprak: “Ofschoon uw vervolgingen, moeilijkheden, verdrukkingen en al de het opbruisen van uw geslingerd ziel zo sterk, zo hard en zo onoverwinnelijk als ijzer zijn, zullen zij ooit kunnen breken hetgeen nog sterker is”? Is niet Mijn almachtige kracht, Mijn eeuwige liefde en Mijn verlossende hand veel sterker dan de ijzeren hand van de verdrukking die u overkomt, en de ijzeren smart die u moet dragen; evenals het ijzer en koper (staal) uit het noorden veel sterker is dan het gewone metaal?”
En dat dit de geestelijke betekenis is van deze woorden, is duidelijk uit hetgeen wij lezen in het 20e vers: “Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen, vasten muur: zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet over mogen, want Ik ben met u om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de Heere”. Het is alsof de Heere had gezegd: “Ja, u zult een ijzeren juk moeten dragen, u moet ijzeren verdrukkingen lijden, zij zullen tegen u strijden als ijzer tegen ijzer, maar zij zullen u niet overwinnen. Ik zal u maken als een koperen, vasten muur. Ik ben met u om u te behouden en u te verlossen, zegt de Heere”. En kon er een zoeter en gepaster belofte gevonden worden? De Heere verkleinde de werkelijkheid niet van Jeremia’s benauwdheid. De Heere zei hem eenvoudig dat de verzoekingen en beproevingen die hij moest ondergaan, voor hem zo hard en onoverwinnelijk en sterk als ijzer zouden zijn. Maar tegelijkertijd verzekerde Hij hem dat er een sterkere macht was, die in levendige kracht zal worden geopenbaard om hem van deze dingen te verlossen, om die dingen in hem te overwinnen en voor hem te overwinnen.
II. En dit leidt mij tot het tweede deel van mijn onderwerp, waarbij ik met de zegen des Heeren meer bijzonder zal stilstaan. Ik zal daarom de woorden uitbreiden en pogen om u aan te tonen, zover als de Heere mij bekwaam maakt, hoe gepast zij zijn, niet alleen voor Jeremia’s toestand, maar voor het volk des Heeren in het algemeen, en voor al die gevallen en toestanden waarin Gods kinderen zich gedurig bevinden.
Indien God ons er toe in staat stelt zal het meest kenmerkende van onze verhandeling zijn te tonen:
- Ten eerste , hoe de verzoekingen en beproevingen van Gods kinderen voor hen als ijzer
- Ten tweede, hoe de Almachtige kracht des Heeren en Zijn sterkte en hulp zijn als het ijzer en koper (staal) van het noorden, die met kracht al de verzoekingen en beproevingen overwinnen.
1. Het volk des Heeren is een beproefd volk. Dit is Gods eigen getuigenis omtrent hen: “Ik heb u gekeurd”, zegt Hij, ” in de smeltkroes der ellende”, Jes. 48:10. “Een derde deel zal Ik in het vuur brengen”, Zach. 13:9. Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk”, Zef. 3:12. Het zijn zij en zij alleen, die op de naam des Heeren zullen betrouwen”. De beproevingen waaronder het volk des Heeren doorgaat, moeten niet licht geacht worden. De Heere legt geen lichte last op de schouders van Zijn volk. Zijn voornemen is om hen te brengen tot een zeker punt, om een zeker werk in hun ziel te werken, om hen te vernederen tot die hulpeloosheid, zwakheid en machteloosheid, waarin Zijn kracht wordt volbracht.
Dus, wanneer de Heere een beeld kiest om op een duidelijke manier de verdrukkingen van Zijn volk te beschrijven, gebruikt Hij een metaal, het ijzer. En zo vergelijkt Hij die verdrukkingen met het hardste, het sterkste, het onverzettelijkst en het taaist van al de metalen.
1. – Sommige van des Heeren volk moeten in de voorzienigheid, door diepe en ernstige beproevingen gaan; en deze zijn voor hen menigmaal van een ijzeren natuur. Die beproevingen in de voorzienigheid, die niet zwaar wegen, die niet zwaar terneder drukken en die niet van zodanige aard zijn dat we voelen dat we ze niet kunnen overwinnen, zijn een ijzeren Maar die verdrukkingen die de Heere over Zijn volk brengt waarop, zoals zij zullen ondervinden, hun eigen inspanningen de overhand niet kunnen hebben, die alle menselijke wijsheid te boven gaan, die aller schepselen sterkte belachen en iedere poging van de mens om de verdrukkingen weg te nemen of deze te boven te komen verijdelen, mogen -wel vergeleken worden kat met het harde, onbuigzame, onverzettelijke en taaie ijzer.
2. – Anderen van des Heeren volk hebben diepe en ernstige beproevingen in de genade. Niet al Gods kinderen gaan door dezelfde mate van afsnijdende verdrukkingen in de voorzienigheid, maar in de genade is niemand van hen van beproevingen uitgesloten. Moeten wij niet met Christus lijden, opdat wij met Hem regeren mogen? Moeten wij niet eerst met Hem sterven opdat wij met Hem leven mogen? Zijn wij niet voorgekend om Zijn beeld gelijkvormig te worden? En is het lijden niet een kenmerk van deze gelijkvormigheid? Moeten wij hier niet met Christus gekruist worden, opdat wij Hem hiernamaals mogen zien gelijk Hij is? Wie kan dan aan dit kruis ontkomen? Wie kan door dit leven gaan zonder zware geestelijke beproevingen? Bastaarden; zonen niet.
“Een bastaard mag ontkomen aan de roede,
Verzinken in een aards en tijdelijk genot;
Maar een waar-geboren kind van God
Kan noch wil ontkomen aan zijn lot.”
3. – Des Heeren volk moet (hoewel er ongetwijfeld trappen zijn in geestelijk lijden, zoals er graden zijn in het lijden van de wereld) door een vastgestelde mate van geestelijke smarten, beproevingen en verdriet gaan. En die moeten voor hen als ijzer zijn. Indien zij slechts van hout waren (dat ik met mijn handen kan verbreken) dan zijn het niet zulke beproevingen als de Heere toezendt. Indien ik lasten heb die ik zelf kan wegnemen, indien ik beproevingen heb waarvan ik mezelf kan verlossen, indien ik verzoekingen heb waaruit ik mijn eigen ziel kan bevrijden, dan heb ik een duidelijk bewijs dat ik niet wandel in het pad der beproevingen waarin des Heeren volk wandelt. Indien ik geloof kan oefenen op Christus, indien ik God kan aannemen op Zijn Woord, indien ik iedere belofte kan geloven en dus iedere last kan wegnemen op mijn eigen tijd en mijn eigen wijze, kan ik hiervan zeker zijn, dat God nimmer die last op mijn schouders gebonden heeft, dat Hij nooit die verdrukkingen op mijn hart gelegd heeft en dat Zijn Hand niet in die beroering is. Maar wanneer onze beproevingen van zodanige aard voor ons zijn dat zij als ijzer zijn; even onmogelijk voor ons te buigen of te breken als we die ijzeren pilaar die de galerij ondersteunt, breken kunnen, dan hebben we enig bewijs dat deze beproevingen door de Heere beschikt zijn en dat de gezegende Geest hier in de tekst onze toestand heeft afgetekend, als Hij onze beproevingen die wij moeten doormaken, vergelijkt met dit stevige, onverzettelijke en onbuigzame metaal.
Kind van God, is dit niet het bitterste deel van uw beproeving, datgene dat de verdrukking zo onnoemelijk zwaar doet zijn, dat u ze niet door welke inspanningen van het schepsel dan ook kan wegnemen, maar juist dit, wat zo menigmaal uw gemoed bezwaart, is het bewijs dat het van God komt. Want wanneer de Heere bindt, kan niemand ontbinden, wanneer de Heere sluit, kan niemand openen. Wanneer de Heere een mens beproeft , kan niets den de hand des Heeren hem verlossen.
Dus de scherpte van de beproeving die zo menigmaal uw hart doorboord heeft; de zware last die uw schouders zo dikwijls neergebogen heeft, – waarvan gij u niet kan verlossen – juist deze omstandigheid die zoveel zuchten en uitroepen veroorzaakt heeft, opstijgend uit uw hart en bij tijden u met smart vervullend, is een bewijs dat de verdrukking van God komt.
4. – Sommigen van des Heeren volk gaan gebukt onder zware lasten van schuld. De wet is toegepast aan hun consciëntie in haar geestelijkheid, uitgestrektheid, veroordeling en ‘vloek, en dit is hen inderdaad een ijzeren juk, dat zij niet kunnen buigen of breken. Overtuigingen die wij weg kunnen nemen en lasten van schuld die wij terzijde kunnen werpen (evenals een kruier zijn vracht op een hoop uitstort) zijn geen toepassing van de wet des Heeren op de consciëntie en zijn niet de opening van de geestelijkheid van het gebod in de ziel. Het is niet van God als wij de schuld kunnen wegnemen of als een ander deze voor ons wegneemt. Doch is dit niet het scherpste en meest afsnijdende van de geestelijkheid der wet Gods, toegepast aan onze consciëntie dat wij de schuld niet kunnen wegnemen en onszelf niet kunnen verlossen van de last, ofschoon zij in het hart zinkt en onze ziel neerdrukt? Toch bewijst juist dit merkteken dat het van God is, omdat het van een ijzeren natuur is.
Sommigen van des Heeren volk moeten door verzoekingen heen die zeer ingrijpend van aard zijn. Satan wordt toegelaten om hen van tijd tot tijd te bestoken met zijn vurige pijlen. Hem wordt toegestaan om in te werken op de verdorvenheden van. hun gevallen natuur en toe gelaten om het verderf van het diep verdorven hart dat zij in hun boezem dragen op te wekken. En zij voelen zich ten enenmale onbekwaam om deze verzoekingen weg te nemen. Wanneer de vurige pijlen in uw ziel afgeschoten worden, kunt u ze wegnemen? Wanneer godslasterlijke inbeeldingen opwellen in uw vleselijk hart, kunt u zich er van ontdoen? Wanneer de Satan in uw ziel alles wat hatelijk en vreselijk is vertoont en voorhoudt, kunt u hem dan vragen om te wijken of deze gedachten uit te drijven? Hoe gelukkig zouden we zijn indien wij het konden. Maar wij kunnen deze verzoekingen niet buigen of breken omdat zij als ijzer zijn.
5. – Wederom; hoe velen van des Heeren kinderen zijn verward in verborgen strikken die alleen aan henzelf bekend zijn. En hoe schreeuwen, zuchten en kreunen zij onder deze valstrikken die Satan herhaaldelijk voor hun voeten spant. Hoe vaak worden zij verstrikt door hun lusten die hen lichtelijk omringen! Hoe dikwijls neergeworpen door de hoogmoed huns harten! Hoe dikwijls overwonnen door de hebzucht van hun diep verdorven natuur! Hoe gedurig verward in de één of andere strik die ze op hun pad tegenkomen! Maar kunnen zij zichzelf er van verlossen? Het zou geen ijzeren strik zijn indien zij hem konden verbreken. Het zouden zulke vezelen zijn waarvan Simson sprak tot Delila om hem vast te binden, “ze zouden verteren als dun vlas ’t welk het vuur riekt”. Indien u en ik verward geraken in één of andere strik en wij kunnen die breken er eruit ontkomen, zou. dat een strik voor ons zijn? Nee; de aard van een strik is juist dat hij de nek van het ongelukkige dier, dat er in gevangen zit, krachtig vasthoudt. Het is het ijzer van de strik, het ijzerdraad, dat het ongelukkige beest dat er in rent verderft. En vonden u en ik onze strikken niet onontwarbaar door de macht van het schepsel, evenals voor de arme kans die gevangen zit in het staaldraad van de stroper, de strik onontwarbaar is? Ja, even onmogelijk is het om onszelf te verlossen en het vereist te minste de hand van een ander om die strik van onze nek te verwijderen.
6. – Anderen van des Heeren volk worden in dienstbaarheid gehouden omdat zij geen duidelijk openbaring van des Heeren liefde tot hen hebben. Zij kunnen niet roepen: “Abba, Vader” ; zij kunnen hun namen in het boek des Levens niet zien; zij hebben het getuigenis van de Geest Gods niet gevoeld; zij hebben de zoete uitgietingen van stervende liefde niet ontvangen; zij hebben de vergeving van hun zonden niet gekregen, helder geopenbaard, in hun consciëntie. En zij hebben een gevoelige indruk in hun consciëntie dat deze dingen onmisbaar zijn tot zaligheid; dat deze dingen in hun hart gebracht moeten worden door de macht van God, óf zij moeten in de zonden sterven. Zijn dit geen ijzeren beproevingen voor sommigen van des Heeren levendgemaakt volk? Buigen deze dingen niet menigmaal hun zielen terneder, bezwaren hun harten, en bedreven hun consciëntie omdat zij niet uit kunnen komen in de vrijheid van het evangelie, omdat zij zich niet kunnen verheugen in de Heere als hun Zaligheid en omdat zij God niet kunnen aanroepen met een onbeweeglijk vertrouwen als Vader? Maar als zij geen beproevingen hadden met betrekking tot deze zaak; indien er niet zulke scherpe en indringende oefeningen waren ten opzichte van deze gevoelens in hun hart; indien deze geen lasten veroorzaakten; geen droefheid brachten en soms niet rond hun nek lagen als een juk, het zou in het geheel geen beproeving voor hen zijn. Maar het is wél een beproeving omdat deze overtuigingen van hun tekortkomingen, van hun ongeloof en hulpeloosheid zo diep-indringend zijn en zó zwaar zodat zij de natuur hebben van stijf, onverzettelijk en onbuigzaam metaal: ijzer.
7. – Anderen van des Heeren kinderen hebben scherpe verdrukkingen te verduren; de vijandschap van familie, de verachting van de belijders; de haat der wereld liggende in het boze. Was dit niet het deel van Jeremia? Moest hij niet zeggen dat “een iegelijk van hen hem haatte?” En een ieder zal u en mij haten indien wij zo getrouw zijn als Jeremia. Een dienaar die ontkomt aan vijandschap, verachting en lastering! Toon mij de man die dat doet… en ik zal u een ontrouw man tonen, een lafaard in het kamp van Christus en iemand die zijn mond niet vrijmoedig durft openen in de naam van de Verlosser. Maar toon mij een getrouw man, één die het Evangelie predikt door de Heilige Geest, gezonden van de hemel, één die de afkeurende blikken der mensen niet vreest en die niet jaagt naar de toelaching van mensen, die alleen zoekt naar de goedkeuring van de gezegende Geest in zijn eigen consciëntie en ik zal u een man tonen: gehaat, veracht, verdrukt, tegengestaan en belasterd; een man die naar evenredigheid van zijn getrouwheid, iets kent van Jeremia’s uitwendig pad en ook iets van zijn inwendig lijden.
Wij zijn hier op deze avond in grote getale aanwezig en er zijn vele belijders der waarheid onder dit dak. Wat is uw mening over religie? Sommigen van u belijden haar al vele jaren. Hoe is uw pad geweest? U bent hier gekomen van verschillende delen van de stad. U kunt zeggen door welke straten u gekomen bent, of zij schoon of bemodderd waren, breed of smal, gevuld met mensen of betrekkelijk stil. U kunt de weg waarover u kwam nauwkeurig beschrijven. Welnu, u hebt zovele jaren op het pad der religie gewandeld; hoe hebt u dat bevonden? Is het een zeer ruw pad geweest, een zeer hobbelachtige weg? Een op en neer gaande weg? Vele beproevingen en verdrukkingen, vele verzoekingen, vele smarten, veel lijden en veel diepdoordringende en ingrijpende overtuigingen die voor u zo onbuigzaam en onhandelbaar als ijzer waren? Indien dit zo is, hebt u enige bewijzen dat de Heere u geleid heeft, dat u tot Zijn verdrukte en arme volk behoort. Dat u in de oven verkeerd hebt waak de Heere Zijn Sion verkiest. Bijgevolg hebt gij enig getuigenis, dat de Heere u op een rechte weg leidt, ofschoon het een ruw en hobbelachtige weg is, om u tot een stad ter woning te brengen.
Verwacht nooit een andere weg dan een ijzeren pad; voorziet nooit andere beproevingen dan ijzeren beproevingen; zoek nooit naar andere verzoekingen dan ijzeren verzoekingen; geen strikken dan ijzeren strikken; geen vijanden dan ijzeren vijanden, geen smarten dan ijzeren smarten.
Welnu, hoe moeten wij ze verbreken? Als de veroordeelde misdadiger in Newgate’s gevangenis door die stenen muren en ijzeren poorten zou kunnen breken, dan zou een verzocht en beproefd kind des Heeren in eigen kracht de smarten en beproevingen, die de Heere hem oplegt, in stukken kunnen breken. Maar nee, zij zouden niet door des Heeren beschikking opgelegd zijn, maar van een eigen maaksel, indien hijzelf de vrijheid kon verkrijgen, lag indien hij ze kon verbreken als een verrotte stok, indien hij ze door eigen kracht zonder enige hulp alle kon doorbreken en voor zijn eigen ziel licht, leven en vrijheid kon uitroepen.
Maar verliet de Heere Jeremia hier? Wat zijn de woorden van de tekst. Och, hoe gepast en veelzeggend voor zijn bezwijkende geest! “Zal enig ijzer het ijzer of koper van het noorden verbreken? “
Het moge bekend zijn dat de Joden van het ijzer uit het noorden gebruik maakten om hun snij gereedschap te maken. En het is een bijzondere overeenstemming dat in het land waarin wij wonen gebruik wordt gemaakt van Zweeds staal of staal uit het noorden om alle soorten snij gereedschap te vervaardigen. De messen, die u in uw zakt draagt, de scharen die gij deze dag gebruikt hebt zijn van staal uit het noorden. Het ijzer dat uit Zweden komt is van zulke zuivere, sterke en taaie natuur dat het gekozen wordt met het doel om snij gereedschap te maken. U ziet dat, wanneer de Heere wijst op de beproevingen waaronder Zijn volk verkeerd. Hij ze vergelijkt met ijzer. Hij vermindert het gewicht daarvan niet; Hij vermindert in het minst de bezwarende aard daarvan niet.
Maar daarna, opdat Hij een gepast middel moge toedienen voor Jeremia’s ziel, brengt Hij iets naar voren dat veel sterker is. “Zal ijzer”, zegt Hij, “het ijzer of koper van het noorden kunnen verbreken?” Zeker niet; ijzer en koper uit het noorden zal al het andere verbreken. Het gewone ijzer zal nooit het ijzer uit het noorden, dat een metaal is van een zeer edele natuur, kunnen breken, nog minder is het bestand tegen dat goed gevormde koper dat door alles dringt wat het aanraakt.
Maar hoe moet dit nu geestelijk worden uitgelegd? Op dezelfde wijze als wij gezien hebben dat de beproevingen, smarten, tuchtigingen en verzoekingen van des Heeren volk vergeleken worden bij ijzer, moeten wij ook uitzien naar iets dat sterker is dan deze beproevingen, verzoekingen, tuchtigingen en smarten, indien wij het beeld geestelijk willen openen en uitleggen.
Het ijzer of koper van het noorden duidt op de macht van God. de kracht Gods volbracht in de zwakheid van het schepsel. En in verscheidene opzichten mogen wij een vergelijking maken met hetgeen God is en doet voor de verlossing van Zijn volk en dit ijzer en koper van het noorden. Bijvoorbeeld,
- Er is het eeuwig verbond, verordineerd en vast in alle dingen. Kan dit eeuwig verbond verbroken worden? Kan dit eeuwig verbond wegvallen en tot niets worden? Gesteld dat u een aandeel hebt in dit verbond, kunnen dan uw beproevingen, uw verzoekingen, uw smart – en ik wil er een ander woord aan toe voegen, uw zonden – dit eeuwig verbond in stukken breken hetwelk tot uw welzijn aangegaan is met Drie Personen in de volheerlijke Godheid? Dan zou het gewone ijzer het ijzer uit het noorden en het koper kunnen verbreken, dan zouden uw beproevingen, smarten, verdriet, moeiten en verzoekingen het eeuwig verbond in stukken kunnen breken, hetwelk God de Vader heeft gemaakt met de Zoon en de Heilige Geest tot uw voordeel.
- Gods besluiten, absolute voornemens en eeuwige beschikkingen, die voortvloeien uit Zijn eeuwig verbond vormen een ander deel van dit ijzer of koper uit het noorden, dat alles in stukken breekt, maar dat zelf niet kan worden aangetast. Ik herinner mij te hebben gelezen dat in onze grote fabrieken grote stalen knipscharen gebruikt worden om ijzeren platen in stukken te knippen, net zo gemakkelijk als u, die vandaag bezig geweest zijt om te naaien, een stuk linnen doorknipt, en veel gemakkelijker als een kind in een kaart knipt. Dus Gods voornemens en eeuwige beschikkingen die niet worden vergeleken met het ijzer uit het noorden kunnen al uw verdrukkingen, beproevingen en moeiten in stukken snijden, met hetzelfde gemak als de stalen schaar – door stoom aangedreven – door ijzeren platen kan snijden. En wat anders kan dat doen? Alleen staal kan ijzeren platen doorknippen en zo kan niets dan de almachtige kracht Gods de beproevingen, verzoekingen, kwellingen en smarten waar u van tijd tot tijd mee worstelt, doorsnijden.
- Zijn Gods beloften, vermeldt door de gezegende Geest in het onbeweeglijke Woord der waarheid, ook niet een deel van het ijzer en koper van het noorden? Wat is zo vast als deze beloften? Zijn dit niet de woorden van Jezus Zelf: “De hemel en aarde zullen voorbij gaan maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan?” (Matth. 24:35) Zullen Gods beloften niet tot in der eeuwigheid bestaan? Zijn zij niet ja en amen Gode tot heerlijkheid, door ons? (2Cor. 1:20) Nu, de Heere heeft beloofd de rechtvaardigen uit de verzoeking te verlossen. Hij heeft beloofd het zuchten en schreien der wenenden te horen en hun tranen in Zijn fles te vergaderen, hen ten goede te gedenken, Zijn oor te neigen en hen te verhoren als zij tot Hem roepen. Hij zegt: “Roep Mij aan in de dag der benauwdheid Ik zal u uithelpen en gij zult Mij eren” (Ps. 50:15) Is dit niet het ijzer en het koper uit het noorden? Hoe sterk, hoe krachtig, hoe, onbreekbaar, hoe onbuigzaam! Hoe snijdt dit door het lijden en scheurt het in stukken evenals de stalen schaar de ijzeren platen in stukken snijdt.
- Is het bloed, gestort voor een uitverkoren volk, de verzoening door de Zoon van God eenmaal geofferd voor de zonde op het kruishout, ook niet een deel van de kracht van God, hetgeen Hij vergelijkt bij het ijzer en het koper uit het noorden? Gesteld dat uw consciëntie neergebogen is onder schuld, uw zonden rijzen op als bergen voor uw ogen, u bent diep bedroefd over het vele kwaad dat voor uw ogen opengelegd wordt. Maar zal dit alles u in de hel doen verzinken? Zullen deze ijzeren zonden en ijzeren schuld rond uw nek gelaten worden om u te verdrinken in het eeuwig verderf? Nee, indien gij één van het uitverkoren zaad zijt. Nee, indien het bloed van Jezus voor u vergoten is aan het kruis. Dat bloed is bekwaam wanneer het toegepast wordt, om de sterkste ketenen die u omringen te ontbinden, dat bloed is bekwaam om, wanneer het in uw geweten wordt bekend gemaakt, u te reinigen, hoe schuldig gij u gevoeld of hoezeer bedorven door de zonde en haar vuilheid.
- Is de heerlijke rechtvaardigheid van de God-Mens, Zijn smetteloze gehoorzaamheid aan Gods heilige wet, Zijn volmaakte vervulling daarvan door Zijn daden en lijden hetgeen Hij uitvoerde en onderging in de dagen Zijns vieses, ook niet een deel van de Goddelijke macht en van wat God openbaart in de harten van Zijn volk als een mantel der gerechtigheid die hen beschermt tegen de verdiende toom? Is de liefde van Jezus, die alle kennis te boven gaat, die sterk is als de dood en nooit kan afnemen, ook niet een deel van het ijzer en het koper feit het noorden? En indien u een persoonlijk aandeel hebt in het bloed en de liefde van Jezus, – ofschoon u van tijd tot tijd ijzeren smarten, ijzeren zonden, ijzeren verzoekingen mag hebben, evenwel indien u een persoonlijk aandeel hebt in het heerlijke werk van de God-Mens, het zal ze alle aan stukken snijden; het zal de koperen deuren verbreken en de ijzeren grendels aan stukken slaan en uw ziel uit iedere benauwdheid, iedere verzoeking en uit iedere smart voeren.
(Toepassing)
Maar is het voldoende dat er enerzijds het ijzer en anderzijds het ijzer en het koper uit het noorden is? Moet het ijzer en koper uit het noorden niet op het ijzer worden toegepast voordat het in stukken gesneden kan worden en uit elkaar gescheurd kan worden? Gesteld dat u enerzijds vele beproevingen, vele verzoekingen en vele smarten ondervindt, maar anderzijds er de liefde van God, het eeuwig verbond, Christus’ zoenbloed, vrijsprekende gerechtigheid en stervende liefde niet kan vinden, dat die voor uw ziel ten goede aanwezig is. Staat u nog steeds van verre? Bent u nog niet nabij God gebracht en is Hij nog niet nabij u gebracht?
Wat kan de stalen schaar doen zonder dat er een toepassing is op het ijzer? Is dit ook zo niet geestelijk en ondervindelijk in des zondaars geweten? Is de leer voldoende? In een fabriek niet. De leer dat een stalen schaar door ijzeren platen snijdt zal het werk niet doen. Wanneer de baas gaat kijken hoeveel werk er verricht is kan de werkman wel duidelijk en heel geleerd discussiëren over de goede scharen die er in de fabriek zijn, maar de baas wil weten hoeveel ijzeren platen er geknipt zijn tijdens die dag. Hij zal niet tevreden zijn met de leer. Hij wil weten wat de bevindingen met en de gevolgen van de stalen schaar zijn. Is het geestelijk ook niet zo? Zal de leer ons enig goed doen zonder dat er een toepassing van de leerstellingen met kracht in onze zielen is? Ik weet wel zeker van niet. Zij kunnen ons niet meer goed doen dan het bespreken van het staal en het ijzer, zonder de theorie in beoefening en praktijk te brengen.
En hier is des Heeren volk onderscheiden van hen die dood zijn in goddeloosheid en die dood zijn in belijdenis met heldere hoofden doch onvernederde harten. Dezulken kunnen bij de haard zitten of soms bij de theetafel en zeer vaardig en welbespraakt de waarde van het geestelijke staal in al z’n delen bespreken en op bewonderenswaardige wijze uiteenzetten wat het eeuwig verbond is, wat de besluiten Gods zijn, wat het bloed van Jezus is en wat Zijn heerlijke gerechtigheid is. Maar heeft er ooit een toepassing in hun geweten plaatsgevonden van die leerstellingen die zij zo vloeiend bespreken en waar ze zo schriftuurlijk over praten? Het zal hen geen goed doen om er over te praten zonder dat er enige toepassing daarvan in hun hart en geweten plaats vindt. Dit is het wat des Heeren volk begeert en dit is het wat Hij hen allen geeft.
Daarom dan, één van de voornaamste reden waarom de Heere Zijn volk in zulke ijzeren moeilijkheden brengt is opdat Hij moge ontvangen de eer en glorie van het verbreken ervan. Indien u geen ijzeren beproevingen, geen ijzeren verzoekingen, geen ijzeren smarten en verdriet hebt, wat moet u met het ijzer en koper van het noorden doen? Om er naar te kijken, om er mee te spelen? Om het te bewonderen, evenals u doet wanneer u een etalage passeert van een messsenmakerswinkel en de rijen messen en scharen die u daar ziet hangen, bewondert? Nee, als uw harten geoefend zijn met ijzeren smarten, bezoekingen, beproevingen en verwarringen, ben ik er zeker van dat u de almachtige kracht Gods in uw ziel nodig hebt om ze uiteen te scheuren. God kan dat doen.
- Bent u een arme verdrukte gelovige? God kan in één ogenblik de vijand, die u verdrukt, terneer werpen.
- Bent u een verzochte van de satan? Hij kan in één ogenblik zijn vurige pijlen in stukken slaan.
- Gaat u gebukt onder een ernstige beproeving? Door de toepassing van enige kostelijke beloften kan de Heere in één ogenblik de beproeving verbreken.
Bent u verstrikt in één of andere smartelijke strik waardoor gij nacht en dag schreeuwt en toch onbekwaam zijt om u zelf te bevrijden? De Heere kan in één ogenblik door de toepassing van Zijn kostelijke woorden tot uw ziel gesproken, de strik verbreken. Hij heeft slechts het ijzer en het koper uit het noorden er tegen in te brengen en het is in een ogenblik gebeurd.
Hoe zien wij hierin de heerlijkheid Gods! Hoe weet de Heere Zijn volk in omstandigheden te brengen waarin Hij verheerlijkt zal worden! Indien ik geen zonden gevoel heb ik geen pardon nodig. Als ik geen schuld heb begeer ik de toepassing van het verzoenende bloed niet. Als ik geen lasten draag heb ik geen behoefte aan lieflijke verlossing. Als ik geen verzoekingen heb, begeer ik geen dierbare uitreddingen. Als ik geen beproevingen heb, begeer ik de krachtige toepassing van Gods woord in mijn ziel niet.
Hoe was het met Jeremia? Zei hij niet: “Als Uwe woorden gevonden zijn zo heb ik ze opgegeten en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten”? Waarom? Omdat hevige verdrukkingen, scherpe beproevingen, ernstige verzoekingen hem de behoefte deden gevoelen dat was de reden waarom het woord was gevonden. Hij viel erop aan als een hongerig man op een droge korst. Het was zoet voor zijn ziel omdat het een kostelijke verlossing van de verzoekingen en de smarten waaronder zijn ziel zuchtte, met zich meebracht. Ligt hier dat geen noodzakelijkheid in voor u die beproefd, verzocht en ten einde raad zijt? Zegt de apostel niet: “Nu een weinig tijds zo het nodig is, bedroefd zijnde door menigerlei verzoekingen”? (1 Petrus 1:6) Was dat niet de weg van Christus? En ook van de eerste christenen? Zij volgden Hem in deze weg. En raadt de Heere de kerk van Laodicéa niet aan om van Hem goud beproefd, komende uit het vuur, te kopen? (Openb. 3:18). Zegt Jacobus niet:” Zalig is de man die verzoekingen verdraagt?” Jak. 1:12) En wederom: “Acht het voor grote vreugde, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt”, (vers 2) Daarom, is er enige vreugde in beproevingen, enig vermaak in smarten? Nee, maar in de verlossingen des Heeren, in de kracht Gods verkondigd tot uitredding der ziel, daarin ligt verheuging. En daarom moeten wij wandelen op duistere paden, opdat het licht dierbaar moge worden voor onze ogen. Wij moeten door beproevingen gaan om de zoetheid der beloften te smaken als ze met kracht wordt toegepast. Wij moeten de verzoekingen verdragen, opdat wij met lijdzaamheden mogen wandelen. Dit is de weg waarin God handelt met Zijn volk.
Is Uw geweten eerlijk gemaakt? Zegt uw stem in uw boezem de waarheid? Zeg mij eens, wat zegt ze? Zegt ze niet: ‘weinig beproevingen, weinig vertroostingen; weinig smarten, weinig verheugingen; weinig moeilijkheden, weinig getuigenissen van God; weinig lijden, weinig ontdekkingen van liefde en bloed?’ Zegt de apostel niet: “Want gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzo is ook door Christus onze vertroosting overvloedig?” 2 Kor. 1:5. En zegt hij niet: “en onze hoop van u is vast, als die weten, dat gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden, gij ook alzo gemeenschap hebt aan de vertroosting?” (vers 7)
En vermaant de apostel Paulus ons niet, om in gedachten te houden en niet te vergeten wat de Heere zegt tot Zijn volk, dat zij het lot van een kind behoren te verdragen? Want de apostel haalt deze woorden aan: Hij zegt: “Mijn zoon, acht niet klein de kastijdingen des Heeren, en bezwijk niet als gij van Hem gekastijd wordt; want dien de Heere liefheeft kastijdt Hij en Hij geselt een iegelijken zoon dien Hij aanneemt; indien gij de kastijding verdraagt, zo gedraagt Zich God jegens u als zonen; want wat zoon is er die de vader niet kastijdt? Maar indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en niet zonen”, Hebr. 12:5-8. O, plechtig woord! O, hoe toepasselijk op duizenden!
De Heere leidde ons door Zijn gezegende Geest, in de rechte paden. Dat kunnen, dat moeten paden van beproevingen zijn. Wij moeten gedoopt worden in Zijn lijden en dood, indien wij deelgenoten zullen zijn van zijn heerlijke opstanding. Wij moeten het kruis opnemen, onszelf verloochenen en Hem volgen in de wedergeboorte, indien wij Hem zullen aanschouwen in heerlijkheid. “En gij zijt degenen die met Mij steeds gebleven zijt in Mijn verzoekingen. En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader dat Mij verordineerd heeft; opdat gij eet en drinkt aan Mijn tafel, in Mijn Koninkrijk en zit op tronen, oordelende de twaalf geslachten Israels,” Lukas 22: 28- 30.
Wij zien hier dus dat als we de ijzeren natuur van beproevingen en smarten moeten ondervingen, we in evenredigheid het ijzer van het noorden of koper van Gods almachtige kracht en genade tot onze verlossing ondervinden. Gelukkig is het volk dat in zo’n toestand verkeert! Gelukkig het volk in wie God Zich heeft willen openbaar maken!
Amen.