En nu, broeder, ik beveel u Gode en den Woorde Zijner genade; Die machtig is u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. Handelingen 20:32
Niet alleen beval Paulus de kerk van Efeze aan God, maar ook in een bijzondere zin „aan het Woord Zijner genade”. Niets dan genade kan de ziel behouden, niets dan overvloeiende genade kan onze zware ongerechtigheden voor het oog der gerechtigheid uitwissen en wegdoen. Maar het „Woord Zijner genade” is dat Woord, hetwelk de genade in het hart brengt, dat leven en kracht aan de ziel schenkt, dat de Geest door Zijn inwendige onderwijzing op de consciëntie verzegelt en door welke Hij die gunst openbaart en uitstort, waarvan Hij getuigt. Dit is het, hetgeen Gods volk nodig heeft. Het is het Woord der genade, dat hun ziel bereikt. Het is niet het lezen over genade in het Woord van God, dat de vrede in hun harten brengt; het is hèt „Woord der genade”, wanneer het Hem behaagt dat Woord met een Goddelijke kracht tot hun zielen te spreken; dit alleen brengt de zaligheid met zich. Nu, het volk van God is gedurig in deze beproevende wegen en omstandigheden, waaruit niets hen kan verlossen dan het Woord der genade Gods. Indien de ziel door zware beproevingen heen moet, kan het horen van genade hen daaruit niet verlossen. Indien zij bezet is mst krachtige verzoekingen, is het niet het lezen over genade, dat hun hart verbreken kan. Maar het „Woord der genade”, wanneer het de Heere behaagt met Zijn gezegende lippen te spreken en enige belofte door Zijn Goddelijke kracht toe te passen; dit ondersteunt onder beproeving, verlost uit verzoeking, breekt de strikken in stukken, maakt het kromme recht en de oneffenheden vlak, brengt de gevangene uit de gevangenis en neemt het juk af uit kracht van de zalving, die er mede vergezeld gaat.