Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil. Efeze 1:4—5
Het is een zeer ware bewering, dat niemand zijn eigen ziel kan levend maken, en het is een even ware betuiging, wij kunnen bijna zeggen een geduchte waarheid, dat het Evangelie alleen in kracht komt tot degenen, die God verkoren heeft tot de eeuwige zaligheid. Inderdaad, het één vloeit uit het ander; want als niemand zijn eigen ziel kan levend maken, dan volgt noodzakelijk daaruit, dat het alleen door soevereine genade is, dat zij levend gemaakt wordt. Eens de val toegestaan en erkend, dat een mens van nature geheel dood is door de misdaden en de zonden, en dat hij zichzelf niet kan opheffen uit deze staat tot de nieuwigheid des levens, zo moet noodzakelijk daaruit de leerstelling der uitverkiezing volgen. Een levend mens kan aldus redeneren: Ben ik levend gemaakt? Ja. Heb ik mijzelf levend gemaakt? Neen, ik kon dit niet, want ik was dood door de zonde. Heeft God mij dan levend gemaakt? Wie anders kon er leven geven aan mijn dode ziel? Maar waarom heeft Hij mij levend gemaakt toen ik dood was door de zonde? Omdat Hij mij liefhad en mij in Christus heeft uitverkoren tot een erfgenaam van Zijn eeuwige heerlijkheid. Of gij nu zo kunt spreken of niet, er is geen twijfel aan, of de Heere heeft een volk, dat Hem dierbaar is en aan wie Hij Zichzelf dierbaar maakt. Dezen, ofschoon veracht en miskend door de mensen, zijn de uitverkorenen Gods; en als gij een vat der barmhartigheid zijt, dat Hij tot het eeuwige leven verkoren heeft, dan is het Evangelie reeds gekomen, of zal op Zijn eigen tijd en in Zijn eigen weg komen, en het zal aan uw hart en consciëntie met kracht worden toegepast.