Maar Deze, een slachtoffer voor de zonde geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand Gods. Hebreeën 10:12
Het is een fundamenteel artikel van ons allerheiligst geloof, dat de mens Christus Jezus nu is aan de rechterhand Gods; een mens, geen denkbeeldig iets. „Er is één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus”. God ziet op Hem met ogen van innig vermaak, met altijd nieuw welbehagen en liefde, en aanschouwt Hem als de Vertegenwoordiger van allen, die in Hem gerekend worden. Hij is hun Hoofd, de kerk de leden; Hij is de Bruidegom, de kerk de bruid; Hij is de grote Hogepriester, en de kerk het huis Gods. Daar Hij voor haar leeft aan de rechterhand des Vaders, stelt Hij altijd te haren behoeve de waardigheid van Zijn voorspraak aan de Vader voor. Het feit, de werkelijkheid, dat Hij daar is, is de blijdschap der kerk, gelijk ook al haar hoop en roem: „Ik leef, en gij zult leven”. Tot Hem dan zenden wij onze gebeden op; op Zijn heerlijke Persoon vestigen wij onze geloofsogen; op Zijn bloed stellen wij onze hoop; onder Zijn gerechtigheid begeren wij te schuilen, en wel om Zijn tegenwoordigheid te genieten, Zijn genade te smaken, Zijn liefde te ondervinden en Zijn kracht te kennen. Dit is het, waar onze ziel onder de Goddelijke onderwijzingen naar haakt en verlangt. Zie hier dan de grond van heilige vrijmoedigheid voor een arm zondaar om in te gaan in het heiligdom. Het bloed is geplengd, welk bloed de waardigheid der Godheid op zich heeft afgedrukt. Een nieuwe en levende weg is ingewijd, waarin een levende ziel mag wandelen. Een grote Hogepriester is er gezet over het huis Gods, Die de verdiensten van Zijn voorspraak voordraagt. Zo worden degenen, die de behoefte aan Hem gevoelen, die niet kunnen leven en niet durven sterven zonder Hem, wier ogen op Hem geslagen en wier harten tot Hem gekeerd zijn, bemoedigd, om met een heilige vrijmoedigheid in het heiligdom in te gaan, opdat zij gemeenschap mogen hebben met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.