En Ik zal u geven de schatten, die in de duisternissen zijn. Jesaja 45:3
Is dit niet een vreemde uitdrukking? Schatten der duisternis. Hoe, kan er duisternis zijn in het nieuwe Jeruzalem, alwaar het Lam Gods het eeuwig Licht is? De uitdrukking wil niet te kennen geven, dat de schatten zelf duisternis zijn, maar dat zij verborgen lagen in de duisternis totdat zij werden voortgebracht in het licht. De schatten van Belsazar waren, gelijk de bank van ongemunt goud en zilver, in de duisternis begraven tot de tijd toe, dat zij door Cyrus werden opengebroken en vrijgegeven. Dit is ook zo in geestelijk opzicht. Zijn er geen schatten in de Heere Jezus? O, welke schatten in Zijn heerlijke Persoon! Welke schatten van vergeving in Zijn volmaakte offerande! Welke schatten van zaligheid in al hetgeen Hij heeft en is als de grote Hogepriester over het huis Gods! En toch zijn al deze schatten schatten der duisternis, voor zover zij verborgen zijn voor ons oog en hart, totdat wij door Zijn bijzondere kracht gebracht worden in de stad der zaligheid. Nu, deze schatten worden niet slechts aan het licht gebracht, geopenbaard en bekend gemaakt, maar de ziel wordt in de dadelijkheid in het bezit daarvan gesteld. Zij worden niet slechts gezien, zoals een klerk van de Bank van Engeland de verschillende banknoten en ponden ziet, maar door een bijzondere daad of gift van het hof des hemels aan hem overgemaakt, die door het geloof in de Heere Jezus haar in het hart ontvangt. Niet één heeft de minste bevatting van de schatten der genade, die in de Heere Jezus zijn, totdat hij wordt overgebracht uit de duisternis in Gods wonderbaar licht, en Hem kent en de kracht Zijner opstanding door de zoete openbaringen van Zijn tegenwoordigheid en liefde. Onder liet woord schatten wordt niet slechts verstaan iets, dat voor het gewone oog verborgen ligt, maar waar dit woord in het meervoud staat, duidt het aan een oneindig, onberekenbaar bedrag; een bedrag, dat door uitgeven niet uitgeput kan raken, maar het is genoegzaam en genoegzaam en nog eens genoegzaam om alle behoeften van alle gelovige komenden te voldoen. Wanneer wij door het geloof een blik werpen op de Persoon en het werk van de Heere Jezus, en de overvloeiende en meer dan overvloeiende volheid van Zijn genade bespeuren, hoe zij te boven gaat al de miljoenen zonden, dan mag dit ons gemoed wel vervullen met heilige verwondering en aanbidding. Wanneer wij een lichtstraaltje in onze ziel ontvangen van de kracht en werking van Zijn verzoenend bloed, dat reinigt van alle zonden, en van Zijn Goddelijke gerechtigheid, die is op en over allen, die geloven; welke schatten van genade, verzoening en vrede worden er dan gezien, in Hem opgelegd! Om dit door het oog des geloofs te aanschouwen en hun schoonheid en dierbaarheid te bespieden, is in waarheid te begrijpen met al de heiligen, welke de lengte, en breedte, en diepte, en hoogte zij, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat. De zon zal ophouden haar licht te geven en de aarde haar gewas inhouden, maar deze schatten zijn onuitputtelijk, want zij zijn in zichzelf onuitputtelijk en oneindig.