Hoor nu toe, Jozua, gij hogepriester, gij en uw vrienden, die voor uw aangezicht zitten, want zij zijn een wonderteken. Zacharia 3:8
Een verlost zondaar is een wonderteken voor de engelen om te aanschouwen. Gelijk de apostel zegt: „Wij zijn een schouwspel geworden èn de wereld, èn de engelen, èn de mensen”. De ouden pleegden te zeggen, dat een goed mens, die met vele wederwaardigheden worstelde, voor de góden een schouwspel was om te zien. Wij mogen met alle christelijke eenvoudigheid zeggen, dat de verborgenheden der verlossing dingen zijn, voor de engelen begerig om in te zien; en wat is er onder deze verborgenheden der verlossing groter dan een verlost zondaar? Dat een mens, die door de oorspronkelijke en dadelijke zonden niets anders dan de eeuwige toorn Gods waardig is, uit het verderf zou worden opgehaald en hem een recht wordt gegeven op de zaligheid, waarop hij nooit aanspraak heeft kunnen maken, strekt inderdaad te allen tijde tot een heilige verwondering. En dat gij of ik zou opgenomen zijn in de verkiezende liefde van God, ooit aan Jezus zou gegeven zijn tot verlossing, ooit zou levend gemaakt zijn door de Geest om onze verloren, gevallen staat te leren kennen, dat gij of ik ooit zou gezegend worden met enige ontdekking van de Heere Jezus Christus en Zijn reddende genade, dit is en moet altijd zijn een zaak van heilige verwondering hier, en het zal de stof van eeuwige en eindeloze lofzegging zijn hiernamaals. Om iemand te zien, zo geheel verschillend van wat hij eens was, voorheen zo zorgeloos, vleselijk, onkundig, onverschillig; en dezelfde man nu op zijn knieën te zien, smekend om genade, terwijl de tranen langs zijn wangen biggelen, hem nu hevig ontroerd zijn verzuchtingen te zien uitstorten, terwijl zijn ogen opwaarts geslagen zijn, of hem vergeving zou mogen geschonken worden tot rust van zijn beroerd gemoed; is dit niet iemand, waarop wij met verbazing en verwondering moeten zien? Iemand te zien, die een toeknikje van Jezus’ vriendelijk aangezicht, een woordje van Zijn van vrede sprekende lippen ver verkiest boven alle voorrechten, genoegens en vriendschap, die de wereld bieden kan, waarlijk, indien er een wonder op aarde plaats hebben kan, zodanig één is een wonder. Was het ook niet zo in het oog der discipelen toen Paulus het eerst Christus predikte in de synagogen, dat Hij was de Zoon van God? Allen, die Hem hoorden, verwonderden zich en zeiden: Is deze niet die eertijds de kerk van God vervolgde? Zo zien en verwonderen wij ons en ontwaren bij tijden een heilige blijdschap in onze ziel, dat Hij, Die regeert aan de rechterhand Gods, altijd nog paarlen aan Zijn onsterfelijke kroon toevoegt. En wanneer het dan gebeuren mag, dat enigen van hen, die nauw met ons in het vlees verbonden zijn, worden toegebracht, hetzij man, vrouw, zuster, broeder, kind, betrekkingen of vrienden, dan staren wij daarop niet alleen met een heilige verwondering, maar ook met de tederste genegenheid, en dan mengen wij deze met tranen van dankerkentenis aan de God van alle barmhartigheden.