Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander; alzo dat gij niet doet hetgeen gij wildet. Galaten 5:17
De Heilige Geest is bijzonder teder met betrekking tot Zijn eigen werk in de ziel. Oorspronkelijk heeft Hij het geformeerd, het is van geestelijke oorsprong; en gelijk de moeder waakt over haar kind, zo waakt de gezegende Geest over de geest van Zijn eigen schepping. Het is zo gezegd een duplicaat of gelijkenis van Hemzelf, want het is de geest, die Hij door Zijn almachtige kracht in de ziel gewrocht heeft. Daarom handelt Hij dienovereenkomstig, blaast vers leven en kracht in, en deelt uit de onuitputtelijke volheid van de Zoon van God genade mede; en stelt de geest in staat om te ademen en te handelen, te worstelen en te strijden tegen het vlees, zodat dit laatste zijn zin niet krijgt, maar zich onderworpen en bedwongen ziet. Want de geest kan zowel vechten als het vlees; hij kan zowel handelen als het vlees; kan zowel verlangen goed te doen, als het vlees verlangt kwaad te doen. Wat is het een genade voor ons, dat er in onze ziel deze uitademingen des geestes tegen het vlees gevonden worden; uitroepen tot God daartegen; en dat de geest in ons de arm van almacht buiten ons vastgrijpt en hulp zoekt en verwacht van de Heere, God de Almachtige, en door medegedeelde kracht en vermogen strijdt tegen het vlees, en ook bij tijden een gezegende overwinning daarover behaalt. Want wat kan het vlees doen tegen de geest, wanneer deze bezield wordt door Goddelijke kracht? Wat zijn zonde, satan en wereld, wanneer zij een drie-enig God moeten bestrijden? Dit maakt de overwinning zeker, dat onze vrienden sterker zijn dan onze vijanden, en het werk van God in onze ziel sterker is dan wat ook de zonde, de duivel of de wereld tegen ons vermogen in te brengen. Dit deed de apostel zeggen, nadat hij de binnenste strijd had uitgebeeld: „Ik dank God door Christus Jezus, onze Heere”, Rom. 7:25. En als hij de tegenstand heeft genoemd, die de christen van alle zijden te verduren heeft, roept hij als in heilige triomf uit: „Maar in alle deze zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons heeft liefgehad”, Rom. 8:37.