Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom, vervullen al uw nooddruft in heerlijkheid, door Christus Jezus. Filippenzen 4:19
Ach! indien er geen Christus Jezus ware, er zou geen plaatsvervanger of vervuiler onzer noden zijn. Onze ellendige zielen zouden moeten huilen in de hel, ware er geen Middelaar aan de rechterhand des Vaders, de gezegende Jezus, vol van liefde, medelijden en macht, mede gelijk en mede eeuwig naar Zijn Goddelijke natuur met de Vader en de Heilige Geest, en toch de Godmens, in Wie het de Vader behaagd heeft, dat in Hem al de volheid wonen zou. Indien er geen zodanige gezegende Verlosser en Voorspraak was aan de rechterhand Gods, zou er geen enkele druppel vertroosting, noch een stipje hoop, noch genade of vrucht des Geestes zijn, om ons te onderscheiden van de verdoemden in de hel. Dit zou voor eeuwig ons lot en deel zijn. O, wij moesten nooit vergeten het Kanaal, door Welke ons deze genadeweldaden toevloeien; wij moeten nooit, zelfs niet voor één ogenblik, de gedachte voeden, dat deze ons door enig ander persoon of door een andere weg zouden kunnen geschonken worden, dan alleen door Gods eniggeboren Zoon, nu in onze natuur aan Zijn rechterhand, als onze Advocaat, Middelaar en Voorspraak bij de Vader. En deze vervulling onzer noden is naar de rijkdom Zijner heerlijkheid. Dit is, naar ik geloof, een Hebreeuwse uitdrukking, beduidende: „Zijn heerlijke rijkdommen”. Rijkdommen, zó groot, zó onbepaald, zó onmetelijk, die de ziel tot zó een hoogte van heerlijkheid opheffen, dat ze wel heerlijk mogen genoemd worden. En deze „in Jezus Christus”. Rijkdommen, in Hem opgelegd, in Hem besloten, en vrijelijk uit Hem vloeiende, juist overeenkomstig de behoeften en oefeningen van Zijn volk.