Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jezus Christus. 2 Corinthe 4:6
Als een mens wandelt in de duisternis en in de dood van zijn onwedergeboren staat, dan mist hij het ware licht. Hij moge een vals licht hebben, een licht van verbeelding, misleiding of van een ijdel vertrouwen, maar al zulk een geleend licht is erger dan de duisternis; gelijk de Heere zegt: „Indien nu het licht, dat in u is, duisternis zij, hoe groot is de duisternis zelf!” Het enig zaligmakend licht is het licht van God, schijnende in de ziel, want het doet ons zien en kennen „de enige en waarachtige God, en Jezus Christus, Die Hij gezonden heeft”. Iemand moge het helderste licht in zijn oordeel bezitten, en toch missen het doordringende licht van de Geest, dat de overtuiging in de ziel werkt; hij moge een gezonde kennis hebben van de leer der genade en enigszins het overeenstemmend plan der zaligheid bevatten, en toch nooit door Goddelijke onderwijzing een heilig God aanschouwd hebben, noch gevoeld hebben de geestelijkheid van Gods rechtvaardige wet, hem veroordelende als een overtreder. Maar het licht des levens, zoals de Heere het noemt, leidt de bezitter daarvan op het rechte pad. Als wij dit licht missen, dan moeten wij vaststellen, dat wij ons bedriegen; wij zullen in de één of andere dwaling vervallen, aan ketterij ons schuldig maken, de één of andere leer des duivels inzuigen of aan een vreselijk bedrog toegeven. Of mogelijk ook vervallen in enige vreselijke zonden en alzo van het geloof schipbreuk lijden. Dan hebben we een vals licht, gelijk aan de lichten, die zeerovers er op na houden om de scheepslieden te verstrikken tot hun eigen verderf. Of dan hebben we een licht, gelijk aan de vuren, die de vreselijke stranddieven in Cornwall ontsteken om de zeelieden, die denken dat ze een goede en betrouwbare verlichting voor zich zien, te kunnen misleiden. En als zij hun schepen daarop aansturen, lopen ze tot hun ondergang vast op de rotsen en worden ze door de stranddieven geplunderd. Een vals licht kan ons schipbreuk doen lijden op de rotsen van verbeelding of wanhoop. Maar het licht des Goddelijken levens in de ziel is vergezelschapt van al de genaden van de Geest. Het is het licht der heerlijkheid Gods, het licht van Jezus’ vriendelijk aangezicht en het licht van des Gees- tes onderwijzing, en derhalve een onfeilbare gids en leidsman, gelijk de apostel zegt: „Gij hebt de zalving van de Heilige Geest en gij weet alle dingen”. En deze onfeilbare loods en leidsman zal de ziel, wie het gegeven wordt, veilig leiden in de haven van eindeloze rust en vrede.