Op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere. Efeze 2:21
Het lichaam van Christus is voor het tegenwoordige verspreid; laat ik mogen zeggen, nog verdeeld. Er zijn leden van het verborgen lichaam nu voor de troon; het zijn de geesten der volmaakt rechtvaardigen. Anderen zijn nog in de woestijn; anderen nog in de wereld, dood in de zonden en in de misdaden, nog niet door genade geroepen, ontbloot van de Geest; anderen zijn nog niet geboren, zijn nog verborgen in de baarmoeder van de tijd. Maar de aarde is het toneel, waarop al de leden van tijd tot tijd in een levende, openbare vereniging gebracht worden met hun levend Hoofd. Toen ik als jongen te Londen op school ging, werd de Waterloobrug gebouwd, en mijn speelmakkers en ik hadden de gewoonte somtijds te gaan naar wat toen het „Steenveld” genoemd werd. Het was aan de andere kant van het water en daar werden de stenen, waaruit de Waterlooburg bestaat, gefatsoeneerd en gebeiteld. Elk spoor van dit veld is nu verdwenen en de plaats zelf is geheel gebouwd. Maar de Waterloobrug staat daar en de stenen, waarop ik als jongen toen speelde, vormen nu een gedeelte van dit schone bouwwerk, waarvan Canova, de Italiaanse beeldhouwer, zei- de, dat het de moeite waard was naar Londen te komen, al was het slechts om dit bouwwerk te zien. Breng dit beeld op geestelijke dingen over. Het lichaam van Christus wordt in de Schrift vergeleken bij een gebouw. „Gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen. Op Welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere”. Van dit gebouw zijn de gelovigen „levende stenen”, en velen daarvan zijn op het „steenveld”, waar zij behakt en behouwen, gebeiteld en vierkant gemaakt worden door de hand van de grote Bouwmeester. Gedurende deze staat zijn ze als de stenen van Salomo’s tempel, zij worden namelijk op een afstand bewerkt, opdat noch hamer, noch bijl, noch enig ander gereedschap van ijzer in het huis zou gehoord worden. Zo ook worden de levende stenen bereid voor de toekomstige heerlijkheid. Met hamer en beitel worden ze dag aan dag bewerkt, opdat zij ter bestemder tijd hun toebedeelde plaats in het geestelijk gebouw zouden kunnen innemen. Ik herinner mij nog zeer wel, dat alle stenen, die op het veld verstrooid lagen, gemerkt en genummerd waren; en deze merktekenen duidden zonder twijfel de plaats aan, waar ze moesten ingezet worden. Elke zodanig gemerkte steen werd op een bepaalde tijd daarheen vervoerd en bezette de juiste plaats, door de bouwmeester hem toegedacht. Zo werd elke levende steen gemerkt en genummerd in de eeuwigheid, wordt bewerkt en gefatsoeneerd in de tijd en zal in de toekomende heerlijkheid door de hand van de Goddelijke Bouwmeester in die plaats gesteld worden, die in het geestelijk gebouw oorspronkelijk voor hem was bepaald.