Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt; en gij zult Mijn discipelen zijn. Johannes 15:8
Toen de Heere Jezus op aarde was, was Hij in een lijdende staat; en dit lijdend beeld moet al Zijn volk gelijkvormig worden. In die lijdende staat bracht Hij God de eer toe; en nu is Hij verhoogd aan de rechterhand des Vaders. Zo ook zullen allen, die met Hem lijden, met Hem verheerlijkt worden en zij zullen waarlijk verheerlijkt zijn, want zij zullen blinken gelijk de sterren, voor altoos en eeuwiglijk, schitterend in het verheerlijkt beeld van de Zoon van God. Daarom zegt de apostel: „Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid”. De Heere nam niet de natuur der engelen aan. Hij versierde of verfraaide Zijn aangenomen natuur niet, maar door het aannemen van onze natuur, ons vlees en bloed, verenigde Hij deze met Zijn eigen Goddelijke Persoon en daardoor werd zij bekleed met een boven alles uitblinkende luister. Dit is het fundament of de grond, waarop een verlost zondaar Gode de eer toebrengt, niet in zichzelf aangemerkt, maar als een lid van Christus, van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn benen. Wat een verheven gedachte is het, dat de minste gelovige in de dadelijkheid meer eer aan God toebrengt dan de hoogste engel in rang; en dat de lijdende gehoorzaamheid van een kind van God van hoger waarde is dan de brandende gehoorzaamheid van een seraf. Gode de eer toe te brengen, dat moest ons hoogste doelwit en vurigst verlangen zijn. Zie hoe de Heere dit aandringt op de consciëntiën van Zijn ware discipelen: „Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt”. Weinig vrucht brengt Gode weinig eer toe. Hoe meer rijpe vruchten aan de takken der wijngaard wassen, hoe meer ook de Heere verheerlijkt wordt.