Aan uw zijde zullen er duizend vallen, en tienduizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. Psalm 91:7
Toen Noach in de ark was opgesloten, en weinige beweldadigden met hem, weet gij hoe zij geslingerd is geworden, want de regens vielen uit de hemel en de fonteinen des groten afgronds hadden zich ontsloten. De sluizen des hemels werden geopend en de fonteinen des groten afgronds werden opengebroken, en terwijl zij op de wateren dobberden, hadden zij geen last zelfs van een spat water. „Het zal tot u niet genaken”. Zo ziet gij, de gelovige moge omringd zijn van moeite, en toch „het zal tot hem niet genaken”. Er is nog iets meer in de uitdrukking, die gebruikt werd in betrekking tot het maken van de ark. „En gij zult ze bepekken van binnen en van buiten met pek”, Gen. 6:14. Nu is het al zeer opmerkelijk, dat het woord „pek” in het Hebreeuws — het woord is gopher — ook beduidt verzoening. Merk op, dat slijk of pek, waarmede de ark van binnen en van buiten besmeerd was, elke drop water er buiten hield. Deze zelfde uitdrukking voor slijk of pek beduidt in het Hebreeuws ook verzoening; en is het niet de verzoening, die het water buiten houdt? Is er iets behalve de verzoening, dat de ziel bevrijden kan van de wateren van de toorn Gods, en van de vloeden der wraak, die de wereld met de goddelozen zullen wegvagen? Er is niets dan verzoening, dat de ziel draagt en elke druppel regen buiten houdt. „Het zal tot u niet genaken”. Vele smarten zullen de goddelozen wedervaren, maar die op de Heere vertrouwen, zullen door de goedertierenheden omringd worden. En niet alleen dit, maar wij roemen in God door onze Heere Jezus Christus, door Welke wij ook de verzoening verkregen hebben. „Verzoening verkregen”. Dit is het, de verzoening deelachtig te zijn. God kan geen tweemaal betaling voor de schuld eisèn. Hij is bevredigd; Hij heeft het verklaard, dat Hij een welbehagen heeft in de gerechtigheid van Zijn beminde Zoon. Hij vordert niets meer; Zijn gerechtigheid is genoeg gedaan en derhalve is er geen grimmigheid bij Hem.