Versterkende de zielen der discipelen en vermanende, dat zij zouden blijven in liet geloof en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. Handelingen 14:22
Het woord „versterken” duidt aan, dat de zielen van Christus’ discipelen versterking nodig hadden. Indien er geen verzoekingen waren om te verleiden, geen diep-grievende smarten, geen pijnlijke verdrukkingen om hen te benauwen, of aan de andere kant, zo er niet was een gevoelige zwakheid der ziel, geen bezwijking des harten, geen moedeloosheid des geestes, geen verzwakking van geloof en hoop, geen twijfel of vrees in het gemoed, hoe zouden de zielen der discipelen dan versterking kunnen behoeven? De zielen van Gods kinderen zijn niet gemaakt van gietijzer, waartegen pijl en boog niets vermogen en geen spoor achterlaten. De harten van des Heeren volk zijn in zekere mate gelijk aan het hart van Christus. En hoe was ‘Zijn hart? „Mijn hart”, zegt Hij, „is als was; het is gesmolten in het midden Mijns ingewands”. Alzo hebben de kinderen des Heeren, door genade daartoe geformeerd, een verbroken hart en een verslagen geest, en laten zij dikwijls de moed zakken. Dikwijls worden zij geschud, dikwijls ter neer geworpen door de vele beproevingen, die zij hebben te doorworstelen. Om deze reden is het, dat zij versterking, ondersteuning en bevestiging behoeven en dat de Heere Zelf met Zijn eeuwige armen hen ondersteunt, hen aan Zijn boezem drukt en Zijn sterkte in hun zwakheid volbrengt. En is dit niet de Evangelieweg? Kan ik door menselijke inspanning mijn ziel tot zekere hoogte opheffen? Als het mij te moede wordt, ben ik dan, gelijk wel gebeurt, als een patiënt, die onder het scherpe mes van de chirurg zijn zenuwen beheersen kan, om de operatie meer onverschrokken te ondergaan? Dit zou enkel natuur zijn, vlees en rede, maar geen genade. De Heere eist dit niet van Zijn volk. Hij handelde zo ook niet met Zijn geliefde apostel, die daarvan spreekt in 2 Corinthe 12. Wat sprak de Heere, onder beproeving en verzoeking in zijn hart, opdat hij het op Sions muren tot de kerk van de levende God zou uitroepen? „Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht”. Derhalve voegt hij er bij: „Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone”. Maar het is zeer smartelijk voor des Heeren volk, geen kracht te ontwaren, wanneer zij die het meest behoeven; geen geloof, wanneer zij dat het meest van node hebben; geen hulp, wanneer die het meest vereist wordt. Dit te moeten doormaken, beroert en brengt velen van de levende kerk in verwarring. Doch wanneer liet de Heere behaagt in een verborgen weg Zijn kracht mede te delen en te volbrengen in zwakheid, wanneer Hij met hen handelt als met de helden van oude tijden, die „uit zwakheid krachten hebben gekregen”, dan kunnen zij voor hun zwakheid de Heere danken en, gelijk Paulus, roemen in hun zwakheden, opdat de kracht van Christus in hen wone.