En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U. Psalm 39:8
God de Heilige Geest zal vroeg of laat al onze bevindingen naar de Zoon van God leiden. Hij zal al onze verstrooide gevoelens verzamelen en alle geestelijke verlangens, aandoeningen, gedachten en gevoelens van onze ziel richten op Immanuel, ‘God met ons’ (Matth. 1:23) .Als de ziel aldus geleid wordt en al haar hoop, verwachtingen, al haar verlangens, alle verborgen ontroeringen van het geestelijke leven ertoe heeft gebracht zich op Jezus te richten; als alle uiteenlopende gevoelens van het hart ertoe zijn gebracht te stromen naar en zich te richten op de grote Hogepriester over het huis Gods (Hebr. 10:21) — dan kan de ziel tegenover God zeggen: ‘En nu, wat verwacht ik, o Heere! ’ (Ps. 3 9:7). Ik verwacht de verschijning van de Zoon des mensen, de openbaring van Zijn stervende liefde, het sprenkelen van Zijn verzoenende bloed, het uitstorten van Zijn onuitsprekelijke begeerlijkheid en schoonheid. Welnu, we kunnen zover niet komen zonder dat we iets van de schoonheid van de Zoon van God hebben gezien. Er moet in ons eigen geweten, door middel van het onderwijs van de Geest, een openbaring van de heerlijke Persoon en volmaakte schoonheid van Immanuel hebben plaatsgevonden. We moeten Hem met het oog van het geloof gezien hebben als de enige Middelaar tussen God en mensen, we moeten ons hart in ons snel hebben voelen kloppen door de diepgaande gewaarwording voortgebracht door die aanblik, we moeten ons geweten hebben voelen smelten aan zijn geheiligde voetenbank, en elk teder gevoelen van onze ziel moeten we naar Hem hebben voelen toestromen. Tot we zover zijn gebracht, zien we overal om ons heen behalve naar de juiste plek — naar onze eigen godsdienst, onze eigen vroomheid, onze eigen kenmerken; naar wat we hebben gedaan, of wat we hopen te doen voor de Heere: we staren en turen in duizend verschillende richtingen.
Lezen: Hebreeën 8