En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U. Psalm 39:8
Wat wil een waarlijk verwachtende ziel hebben ? Het onderwijs van God de Heilige Geest. Als we geheel van onszelf zijn ontledigd — als blijkt dat onze kennis onwetendheid, onze rechtschapenheid vuile vodden en onze sterkte zwakheid is, dan beginnen we te verlangen naar het onderwijs van de gezegende Geest. We moeten worden gezuiverd en beproefd voor we de schatten van de genade kunnen waarderen en ontvangen. Als onze ziel goed is geoefend en beproefd, dan beginnen we te verlangen naar het onderwijs van de Heilige Geest, opdat Hij de liefde van God in onze ziel uitstort, ons bezoekt en leidt, ons overschaduwt met Zijn heilige aanwezigheid, en in ons hart Zijn verborgen zalving druppelt. Voordat we hier zijn gekomen, kennen we de Persoon van de Heilige Geest niet. We hebben geen aanwijzing in ons geweten dat Hij God is; we kunnen Hem niet aanbidden en verheerlijken als de derde Persoon in de gezegende Godheid. Maar als we op het punt zijn gekomen dat we niets weten zonder Zijn onderwijs, niets ervaren zonder dat Hij het heeft gegeven, en niets zijn zonder dat Hij het heeft gemaakt – dan snakken we naar Zijn onderricht en leiding. En we zijn ertoe gebracht om te wachten in een houding van heilige aanbidding en zachte stilte tot de dauw en zalving van de Geest op ons geweten neerdaalt. Hij wil ook Gods wil kennen en doen. We verlangen er van nature niet naar de wil van God te kennen; of als we hem kennen, verlangen we er niet naar hem te doen. Want die wil is tegengesteld aan die van ons. Die wil is geestelijk- die van ons vleselijk; die wil is heilig, de onze onheilig; die wil is zuiver, maar de onze is afkerig van al het goede. Derhalve kunnen we niet van nature de wil van God kennen en doen. Maar als Hij Jezus dierbaar en kostbaar voor ons maakt — ons hart opheft naar Zichzelf- dan willen we de wil van God kennen, en niet alleen die wil kennen, maar hem ook doen als we hem kennen.
Lezen: Johannes 14:15-31