Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen. Psalm 119:132
Als uw hart hard is, hebt u slechts één blik van de Heere nodig om het zacht te maken. Was dit niet het geval bij Petrus? Lezen we niet dat toen Petrus zo ernstig had gezondigd, toen hij zijn Heere en Meester had verloochend, Jezus zich omkeerde en hem aanzag? Wat was het gevolg? Het versteende hart verdween; de hardheid van zijn geest smolt, en we lezen: ‘En Petrus, naar buiten gaande, weende bitterlijk’ (Luk. 22: 62). We voelen vaak enige hardheid en onboetvaardigheid in onszelf, maar de Heere hoeft slechts naar ons te kijken en ze smelten in een oogwenk weg. We voelen ook enige verachtelijkheid, zondigheid en slechtheid in ons, een gevoel als dit: ‘O, dat de Heere mij slechts zou aanzien (Ps. 119:132), hoewel ik de geringste aandacht nog niet verdien, of de kleinste gunst uit Zijn handen. O, dat Hij een medelijdende en meedogende blik op mij zou werpen, want ik kan niet zonder Hem.’ Het houdt ook in dat de ziel een bepaalde onthulling van Gods genade en goedgunstigheid verlangt. David kon zich niet tevreden stellen met te horen over Gods genade, of te lezen over Gods genade, noch met te weten dat er een volk was aan welk God genade toonde. Hij wilde dat de Heere hem zou aanzien, hem zou bezoeken, hem zou zegenen en zich aan Hem zou openbaren, in zijn hart zou komen, zijn ziel zou bezoeken, hem met zoete blijken van Zijn sterfelijke liefde zou zegenen. En is dit wat van de ontroostbare zondaar aan de voetbank van de genade zou zeggen? Drukt dit niet hetzelfde gevoel uit dat hij aan de genadetroon heeft? ‘Zie mij aan’; hier lig ik aan Uw voeten, één en al hulpeloosheid, zwakte, ellende, onvermogen. Ik verdien nog niet de geringste glimlach van Uw aangezicht; ik verdien nog niet de geringste fluistering van Uw mond; ik verdien het om te worden vertrapt onder Uw voeten in de eeuwige verdoemenis.Toch, Heere, kan ik niet zonder U. ‘Zie mij aan.’ Schenk mij één blik van genade; schenk mij één blik van liefde; schenk mij één blik om datgene wat mijn hart wil ervaren in mijn ziel te brengen. Door het volk te zien, misschien op afstand, dat de Heere aanzag met zulke bijzondere blikken van medelijden, mededogen en liefde, moest hij wel iets van dezelfde zegening begeren; en zijn hart brandde in hem van verlangen dat de Heere hem dezelfde gunsten zou verlenen. Heeft uw ziel dit ooit zo ervaren?
Lezen: Psalm 56