Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader Jezus Christus, de Rechtvaardige, en Hij is een verzoening voor onze zonden. 1 Johannes 2:1-2
Laten we eens een blik werpen op de invloed van de voorspraak van onze grote Hogepriester in de hemel en zien hoe geschikt Deze is om de ziel te verlichten, die gebukt gaat onder een zondelast. ‘En indien iemand gezondigd heeft,’ zegt Johannes, ‘wij hebben eenVoorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige’ (1 Joh. 2: 1). Wat kunnen we met onze zonden, hun last, hun schuld, hun vuil en hun kracht doen? Niets, absoluut niets, dan eronder weg te zinken, want we kunnen ze verwijderen noch beteugelen. Maar Jezus kan beide, want‘ Die is ons geworden wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing’ (1 Kor. 1:30). Tot Hem kan een arme, schuldige, ellendige en zinkende zondaar zich dus wenden om zijn zaak te bepleiten, want in Hem heeft hij ‘een Voorspraak bij de Vader’, door God zelf aangesteld, en daarmee zeker van het oor van de Rechter, Wonderlijk, Raad, (Jes. 9:5), Die in het hemelse gerecht voor hem kan opkomen, Eén die nooit een zaak heeft verloren, een nederig verzoek heeft afgewezen of een cliënt heeft teleurgesteld. Maar de kracht en invloed van deze Voorspraak in de hemel berust op Zijn zoenoffer dat op aarde werd gedaan. Johannes voegt daarom direct toe: ‘En Hij is een verzoening voor onze zonden.’ Het is omdat Hij ‘om de zonde te niet te doen, door Zijnszelfs offerande,’ en ‘Eenmaal geofferd zijnde, om veler zonden weg te nemen’ (Hebr. 9:26,28); het is omdat ‘Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende’ (Kol. 2:14); het is omdat Zijn werk is volbracht (Joh. 17:4; 19:30); en Hij vrede heeft gesticht door het bloed van Zijn kruis (Kol. 1:20), dat Hij nu onze heersende Voorspraak en Bemiddelaar in de hemel is, waar de zaak wordt gehoord en beoordeeld.
Lezen: 1 Johannes 1:1-2:2