Zijt te allen dage in de vreze des Heeren. Want zekerlijk, daar is een beloning. Spreuken 23:17, 18
De Heere spreekt hier tot een ziel, die gebogen gaat onder verzoeking en bijzonder aangevochten wordt; en dit is de vermaning, die Hij geeft: „zijt te allen dage in de vreze des Heeren;” zijn hand gadeslaande, zich onderwerpende aan zijn wil; alles aan zijn zorg en leiding overgevende; uw hart niet tegen Hem verhardende; maar tot Hem opziende en Hem met godsdienstige vreze aanbiddende; „want zekerlijk, daar is een beloning.” Gij moogt verzocht, geoefend en door moeilijkheden omringd zijn en geen uitkomst zien; maar voorzeker er is een einde; en als het einde daar is, dan wordt alles duidelijk en helder. Tot die stille onderwerping, tot dat toeziend wachten, kan niemand ooit gebracht worden vóórdat er een einde is aan zijn eigen kracht, wijsheid en gerechtigheid. Stil te zitten is het moeilijkste, dat een mens doen kan. Lijdelijk aan de voetbank Gods neder te liggen, wanneer alles tegen ons schijnt te zijn; een hobbelige weg te moeten betreden, omringd van allerlei moeilijkheden, en toch te allen dage in de vreze des Heeren te zijn, op zijn hand te letten, zich aan zijn wil te willen onderwerpen; die wijsheid alleen te zoeken, die van Boven komt, en vertrouwende, dat Hij de weg zal banen; onze hand niet aan het werk te slaan, maar alles aan de Heere over te laten — welk een vreemd geheimzinnige weg! En toch is het de enige, die de Christen ware vrede geeft; „want zekerlijk er is een einde.” Welke zorgen en kommer een mens moet doorworstelen, voorzeker er zal een einde komen. Daarom zegt de Heere, om ons aan te moedigen, Hem geduldig te verwachten tot Hij zal verschijnen: „Zeker er is een einde.” Dit is de algemene getuigenis der Schrift, dat de Heere verschijnt en bevrijdt, wanneer er geen uitkomst meer is, en de ervaring der gelovigen stemt met de getuigenis van het geschreven Woord overeen: „Want Ik ken de gedachten, die Ik over u heb, zegt de Heere; gedachten des vredes en niet des kwaads, om u een verwacht einde te geven.”
’k Zal dit melden, ’k zal altijd
zingen Jakobs God ter eer,
slaan der bozen hoornen neer,
vellen wat zijn naam bestrijdt;
maar der vromen hoorn en macht
zal verhoogd zijn door Gods kracht.
Ps. 75:6