Trek mij, wij zullen U nalopen! Hooglied van Salamo 1:4
Hoe velen onzer kunnen de woorden der Bruid op hun lippen nemen, of wie is ooit in zijn leven in staat geweest zulk een uitdrukking te gebruiken? Wij moeten de kostbaarheid en beminnelijkheid van de Heere Jezus enigszins hebben gezien en gevoeld, vóórdat wij ooit uit de diepte van een oprecht hart kunnen uitroepen: „Trek mij”. Want de oprechte ziel is bevreesd de heilige Jehova te naderen, wiens ogen zijn als vuurvlammen, en Hem met ongemeende gebeden en woorden te naderen. Maar zo ooit dat verlangen in uw ziel is ontstoken en dat gebed uitgesproken: „Trek mij, wij zullen U nalopen”, dan moet zulks het werk van de Heilige Geest geweest zijn in uw harten, die dit gevoel in u opgewekt en u een levend geloof in de Zone Gods gegeven heeft. En „hij, die gelooft, zal behouden worden”. Welke twijfelingen, welke vrees, welke verzoekingen, welke moeilijkheden het pad ook bezetten, „hij, die gelooft, zal behouden worden.” Hij, die een korreltje geestelijk geloof in de heerlijke Persoon van Christus ontvangen heeft, die één blik heeft mogen slaan op zijn zoenbloed, één droppel Goddelijke liefde in zijn hart heeft voelen droppelen, is verzekerd tot heerlijkheid te zullen geraken; hij is behouden tot eeuwige zaligheid in zijn Verbondshoofd. De Heere, die dit sterk verlangen naar Hem in de ziel heeft ontstoken, zal het ook zeker vervullen. Zoals wij dat zien bij de Bruid. Hij zeide tot haar na een wijle: „Sta op, mijn vriendin, mijn schone, en kom! Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over; hij is overgegaan. De bloemen worden gezien in den lande; de zangtijd genaakt en de stem der tortelduif wordt gehoord in onzen lande. Sta op, mijn vriendin, mijn schone, en kom!”
’k Was als een wonder in elks ogen,
doch Gij, mijn toevlucht, Gij
stondt mij met sterkte bij.
Laat dan mijn mond Uw naam verhogen,
en al mijn levensdagen
van Uwe roem gewagen.
Ps. 71:5