Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader, en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters, ja ook zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. En wie zijn kruis niet draagt, en Mij navolgt, die kan mijn discipel niet zijn. Lukas 14:26, 27
Er is geen middenweg naar de hemel — er is geen tussenstaat tussen hel en hemel; geen vagevuur voor die talrijke klasse, die zich nauwelijks goed genoeg acht voor de hemel en nauwelijks slecht genoeg voor de hel. Neen, er is geen middenweg, geen tussenstaat. Wij moeten Christus winnen als onze eigen hoogst gezegende Jezus, en met Hem het geluk en de heerlijkheid des hemels genieten, of met al onze zonden op ons hoofd en onder zijn gramstorige blik ter helle zinken. De ziel dan, die door de schoonheid en volzaligheid van de Heere Jezus is bekoord, verlangt Hem te winnen, en dat niet voor een dag, een maand of een jaar, maar voor een eeuwigheid; want door Hem te winnen, verkrijgt zij alles wat God aan de ziel van de mens, die onsterfelijk en voor de onsterfelijkheid geschapen is, geven kan om te genieten. Onder de invloed zijner genade gevoelt zij bij tijden, zelfs hier beneden, dat al haar onsterfelijke kracht overgaat in een werkzaam, hemels leven, en in geloof en hoop uitziet naar een heerlijke eeuwigheid, waar zij in het bezit zal komen van het hoogste genot, dat God de mens geven kan: zelfvereniging met zijn lieve Zoon, volgens die wondervolle woorden van de Verlosser zelf: „Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader! in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn!” (Joh. 17 : 21).
Ik riep tot U, ik zeid’, o Heer,
Gij zijt mijn toevlucht, sterkt’ en eer.
Gij zijt, zolang ik leef, mijn deel,
mijn God, wie ik mij aanbeveel.
Ps. 142 : 5