De Heere verhore u in de dag der benauwdheid; de naam des Gods Jacobs zette u in een hoog vertrek. Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Zion. Psalm 20:1, 2
Wanneer de ziel moet gaan door het vuur der verzoeking heeft zij hulp nodig uit het heiligdom. En niets dan hulp uit het heiligdom kan ooit aan haar weerstaan. Alle andere hulp laat de ziel, waar zij haar vond. En waarom zendt de Heere hulp uit het heiligdom, anders dan omdat de ziel, waaraan hulp gezonden wordt, deel heeft aan de liefde des Vaders, het bloed des Verlossers en de onderwijzing des Geestes — deel aan het gesloten eeuwig Verbond van de Drieënige Jehovah. Hulp wordt gezonden van uit het heiligdom, omdat zijn naam van alle eeuwigheid geschreven stond in het boek des levens des Lams, gegraveerd op de palmen zijner handen, gedragen op zijn schouder en gedragen op zijn hart. Hij was in het heiligdom toen zijn Verbonds- hoofd voor hem stond, en in het boek des Heeren al zijn leden geschreven werden, toen er nog niet één van hen bestond. Hij was dus als in het heiligdom voor alle tijden, en hij zal persoonlijk in het heiligdom zijn na afloop der tijden. Maar hij „moest gemaakt worden als deelgenoot van de erfenis der heiligen in het licht”. Daar hij van te voren verordineerd is het heiligdom te bewonen, moet hij ook een natuur hebben deszelfs heilige vreugde te genieten. Nu is het juist dat ontvangen van hulp uit het heiligdom, hetwelk hem geschikt maakt het te bewonen. Mededelingen van leven en genade uit dat heiligdom maken hem tot een nieuw schepsel, en brengen geestelijk leven en hemelsgezindheid voort. De adem des hemels trekt zijn verlangen opwaarts, speent hem van de aarde en maakt hem een pelgrim en een bijwoner hier beneden, „verwachtende de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is”. (Hebreeën 11:10).
Geloofd zij God, die zijn genade
aan mij heeft groot gemaakt,
die voor mijn welstand waakt!
Zijn oog slaat mij in liefde gade;
Hij wil mij heil bereiden,
mij in een vesting leiden.
Ps. 31:17