Weet gij niet, dat wie gij ugelven stelt tot dienstknechten der gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt; of der zonde tot de dood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Rom. 6:16
Er is een zaligheid in het gehoorzamen. Niet dat het ons deel geeft aan het volbrachte werk van de Zoon van God, maar het openbaart het ons. Er is niets in de hoogste daden van geloof en gehoorzaamheid, waarover wij ons kunnen verheugen als over ons eigen werk; niets waarop wij onszelf kunnen beroemen, en toch is er een zaligheid in, aan het Evangelie gehoorzaam te zijn, door in de Zoon Gods te geloven, door te wandelen in de vreze Gods, en de dingen te doen en te belijden, die welbehagelijk in Gods oog zijn. In vleselijkheid, in hoogmoed en eigengerechtigheid te wandelen; naar wereldse gewoonten te leven en zich naar de wereldse meningen te schikken, en zo er een korrel vreze Gods, een sprankje van het leven Gods in uw hart is, zal het beste zijn wat gij doen kunt uw ziel onder ellende en slavernij te brengen. Daarom, ofschoon er geen verdienste is in de gehoorzaamheid en er ook niet op is te roemen, toch is het pad der gehoorzaamheid aan God zo veilig, zo zalig, zo Gode verheerlijkend en zo vertroostend voor de aldus beweldadigde ziel, dat het de begeerte moet en zal zijn van allen, die in waarheid God vrezen, altijd op die weg gevonden te worden. En o! welk een zaligheid, zo wij slechts enigermate bekwaam zijn gemaakt, om aan de wil van God te gehoorzamen, door te geloven in zijn lieve Zoon en door in zijn vrees te wandelen, om onder elke verzoeking en beproeving des levens, dood, gezondheid en ziekte, te ondervinden, dat wij een barmhartige en medelijdende Hogepriester hebben, „de oorzaak van eeuwige zaligheid voor allen, die Hem gehoorzaam zijn!”
Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwe Geest,
Mocht die mij op mijn pad ten leidsman strekken,
’k Hield dan Uw wet, dan leefd’ ik onbevreesd;
dan zou geen schaamt’ mijn aangezicht bedekken,
wanneer ik steeds opmerkend waar’ geweest
hoe Uw geboôn mij tot uw liefde wekken.
Ps. 119:3