Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden: en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. Want gelijk ze allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. 1 Korinthe 15:20, 21, 22
De verrezen Christus is de eersteling van die onoverzienbare oogst van gestorvenen en begravenen, wier overschot nog rust in het stille stof, en die nog gevolgd zullen worden van allen, die in Hem sterven, totdat allen in de grote morgen der opstanding zullen opgewekt worden. Het beeld is dat van de garve der eerstelingen, die voor het aangezicht des Heeren werd bewogen, voor de oogst mocht ingezameld worden (Leviticus 23:10,11). Dit offeren van de bewogen garve was de opdracht van de gehele oogst aan de Heere, zowel als het duidelijkst onderpand, dat de oogst geheel rijp was voor de sikkel des maaiers. De eersteling stelt voor de gehele oogst, gelijk Christus de Vertegenwoordiger is van zijn heiligen; het offeren er van heiligde al wat nog niet geoogst was, evenals Christus aan God de nog niet binnengehaalde oogst der begraven doden heiligde en wijdde; en het brengen der garve in de tabernakel was het eerste binnenbrengen van de oogst daarin, evenals Christus, die als eersteling van de oogst, de hemel binnengaande, daardoor de ingang verzekert van de lichamen der heiligen in de woningen, welke hun bereid waren van vóór de grondlegging der wereld. Dus bood Christus, van de doden opstaande, zich voor de Heere aan, als de eerste vrucht van de nog niet binnengehaalde grote oogst, en daardoor wijdde en droeg Hij die ganse oogst aan God op. Evenals Hij toen van de doden opstond, zullen al de slapende heiligen op de jongste dag opstaan, want zijn opstanding is de eersteling, het onderpand en de verzekering der hunne.
Dit is de dag, de roem der dagen,
die Isrels God geheiligd heeft.
Laat ons verheugd, van zorg ontslagen,
Hem roemen, die ons blijdschap geeft.
Ps. 118:12