Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede. Romeinen 8:6
In dezelfde verhouding als ons hart en onze liefde tot het hemelse zich bevindt, zullen wij ook een zoete smaak des hemels in ons binnenste gevoelen; en daar wij alleen kunnen teruggeven, wat wij ontvangen, zo is ook elke uitdrukking naar buiten van het Goddelijke leven de vrucht en de werking van het inkomen van dat leven van boven. Christus is ons leven (Kol. 3:4); en als Hij door zijn Geest en genade het leven des geloofs in de ziel bestendigt, openbaart het zich in dankbaarheid aan Hem. Zonder deze geestelijke gezindheid is de godsdienst niets meer dan een naam, een ijdel masker, een zelfbedrog en een valstrik. God neemt niet in Zijn hemel, in de volheid Zijner eigen eeuwige zaligheid, hen op, die Hij niet liefheeft, en die Hem niet liefhebben. Het is een toebereid volk voor een toebereide woning. En die bereidheid voor de hemel, als een innerlijke genade, bestaat meest in die zoete geestelijke toestand der ziel, waarbij de dingen, die des hemels zijn, ons enig geluk uitmaken, en men smaakt een inwendig genot, dat het hart verruimt; de ziel veredelt, en de gehele ziel, als het ware, doet opstijgen in een heilige atmosfeer, waarin zij zich als in haar meest geliefde element baadt. Het is „het leven,” niet die koude dode belijdenis van die vleselijke creaturen, die alleen een natuurlijk geloof hebben in de Heere Jezus Christus en in de waarheden van zijn evangelie; maar dat zalige leven, dat nooit zal sterven, maar leven in de eeuwige tegenwoordigheid Gods, wanneer de aarde en al wat zij bevat, vergaan zal in de vernielende vlammen des vuurs. En het is door „vrede” — de nalatenschap des Verlossers bij zijn sterven — dat Hij, terwijl Hij ze zelf vervult, de verborgen golven der ziel bedaart, elke weerspannige aandoening stilt, en zichzelf op de troon plaatst als de Vorst des Vredes.
Geef dat mijn oog het goed’ aanschouw’,
’t welk Gij uit onbezweken trouw
Uw uitverkoor’nen toe wilt voegen.
Ps. 106 : 3