Daarom, broeders! benaarstigt u te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken. Want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. 2 Petrus 1:10
Hebt u een bewijs werkelijk geroepen te zijn? Heeft de genade waarlijk intrek in uw hart genomen? O! mocht u het meer volkomen, krachtiger weten, welk een gezegende hoop van eeuwig leven in de boezem is weggelegd van die hemelse roeping, opdat zij u opbeure en aanmoedige om u meer en meer te haasten alles wat u in Christus, zo voor hier als hiernamaals, in de tegenwoordige genade en de toekomstige heerlijkheid geschonken is, te verwezenlijken! Wetende welke de hoop is hunner roeping, leren de heiligen Gods, dat deze hoop alle dingen omvat, die hun in Christus geschonken zijn, hetzij leven of dood, tegenwoordige of toekomende dingen; dat alles is hun eigendom, en wel om deze gezegende en afdoende reden, dat zij zijn Christus en Christus is Gods. Door onze roeping vast te maken, maken wij onze verkiezing vast, — want het ene is het zekere bewijs van het andere; en zo er dus twijfel en onzekerheid bestaat over onze roeping, dan bestaat ook dezelfde twijfel en onzekerheid over onze verkiezing voor het eeuwige leven. Maar wanneer die twijfel en onzekerheid zijn weggenomen door de Geest der wijsheid en der openbaring in de kennis van Christus en wij duidelijk kunnen zien en volkomen geloven, dat de genade Gods ons werkelijk geroepen heeft uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht, dan zien wij door het geloof, wat er in deze roeping is weggelegd en welk een heerlijke hoop van eeuwig leven daarbij is aangeboden, als een veilig en onwrikbaar anker voor de ziel, en dus een overvloedige hoop door de kracht des Heiligen Geestes.
Doch gij, mijn ziel, het ga zo ’t wil,
stel u gerust, zwijg Gode stil.
Ik wacht op Hem, zijn hulp zal blijken.
Hij is mijn rots, mijn heil in nood,
mijn hoog vertrek: zijn macht is groot,
ik zal noch wank’len, noch bezwijken.
Ps. 62:4