En dat het stof wederom tot de aarde keert, als het geweest is, en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft. Prediker 12:7
De natuur deinst terug voor de dood. Zelfs af gezien van hetgeen er na de dood volgt, is de dood een koning der verschrikking. Zelfs waar genade haar heerschappij heeft opgericht en de barmhartigheid roemt tegen het oordeel, zal menige ongelovige gedachte bij tijden het gemoed doorkruisen en het oordeel in verwarring brengen ten opzichte van de scheiding van ziel en lichaam en de overstap van de geest in de ongeziene, onbekende wereld. Het is waar, het geloof kan deze schokkende overleggingen onderwerpen, maar het geloof behoéft een hechte grond, waarop het bouwen en rusten kan. Indien dan de ziel beweldadigd wordt met een goede hoop of een zoete overreding van haar aandeel in het bloed en de gehoorzaamheid van de Heere Jezus Christus, zodat de schuldige vrees wordt weggenomen, hoe wordt dan het geloof bekrachtigd door een gezicht op Zijn dood. Niet slechts zoals Hij is de enige offerande voor de zonde, maar als het voorbeeld, om zo te spreken, van onze eigen dood. Wij zullen allen moeten sterven, en daarom kan een geloofsblik op de dood van Jezus een kostelijk onderwerp ter overdenking zijn, als een ondersteuning tegen de verbijsterende gedachten, waarop wij gezinspeeld hebben. In ’s Vaders handen beval de stervende Heiland Zijn geest. De Vader nam hem aan, want de Vader hoort Hem altijd, Joh. 11:42, en zo keerde Zijn geest weder tot Hem, Die hem gegeven had. Dus door de dood werden ziel en lichaam voor een tijd gescheiden, geheel en daadwerkelijk gescheiden, zoals dit ook werkelijk bij ons zal plaats hebben bij de dood. Maar volgen wij door het geloof de ziel van Jezus toen zij uitging, dan zien wij ze dadelijk en onmiddellijk ingaan in het Paradijs, in de gezegende tegenwoordigheid Gods. Welk een voedsel is hier voor het geloof! Hoe bekrachtigend en bemoedigend voor een gelovig hart, dat dikwijls is terneergeslagen geweest door zulke gedachten als wij genoemd hebben, om de ziel van Jezus dadelijk te zien ingaan in het Paradijs. En mogen wij door het geloof niet alzo de ziel van de gelovige moordenaar beschouwen, toen de tijd van haar bevrijding gekomen was en zij haar vleugelen uitsloeg en opvoer naar het Paradijs, waarheen de ziel van Jezus haar was voorgegaan? Indien wij iets kennen van de smartelijke aanvallen van het ongeloof en de vurige pijlen van de satan, en hoe deze alle zijn uitgeblust op het schild des geloofs, dan hebben wij bevonden, dat het geloof, om sterk te staan, het Woord der waarheid, een „aldus spreekt de Heere” hebben moet om op te rusten. Laat ons dan nu zien hoe dit staat in verband met de dood van Christus. Versterkt door Zijn heilig voorbeeld en gezegend met het geloof in Zijn Persoon, bloed en gerechtigheid, mag de gelovige zijn geest bevelen in de handen van Christus, evengelijk de martelaar Stefanus deed, en dit in hetzelfde vertrouwen als de Heere Jezus, bevelende Zijn geest in de handen van Zijn hemelse Vader.