Indien gij van de wereld waart, zo zoude de wereld het hare liefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld. Johannes 15:19
Indien gij in de vreze Gods wandelt en de voetstappen volgt van een vervolgde en verachte Jezus, zal de wereld u haten en verachten zoals zij Hem gehaat en veracht heeft, gelijk Hij zelf verklaart: „Indien de wereld u haat, weet, dat zij Mij meer dan u gehaat heeft.” God zelf heeft vijandschap gezet tussen het zaad der vrouw en het zaad der slang” (Gen. 3:15), en niets zal u tegen de openbaring dier vijandschap vrijwaren, indien gij aan de zijde van Christus zijt. Noch rang, noch eigendom, noch geleerdheid, noch opvoeding, noch beminnelijkheid, noch uw overtollige milddadigheid, noch de grote oprechtheid van gedrag, zal de versmading des mensen van u weren, als gij een oprecht navolger zijt van de Heere Jezus Christus, en in praktijk brengt, wat gij in beginsel aankleeft. Indien gij Jezus hier niet gelijkvormig geworden zijt aan zijn lijdend beeld, zo zult gij hiernamaals ook zeker niet gelijkvormig worden aan zijn heerlijkheid. Maar indien uw naam, zo gij voor en met Jezus leeft, met smaad wordt verworpen, draag hem dan als uw onderscheidingsteken, dat de borst van de Christenstrijder versiert. Indien de mensen uw beweegredenen of daden verkeerd voorstellen en u trachten te vervolgen met al de laster, die de laaghartigste boosaardigheid kan bedenken, verberg die niet, zolang gij onschuldig zijt. Zij konden voor u geen betere en eervoller kroon bedenken, zo inderdaad uw godzalig leven die boosaardige leugen heeft doen bedenken. Het is een kroon, die uw Meester vóór u droeg, toen zij zijn hoofd met doornen kroonden. Indien gij gevoelt wat ik gevoeld heb, zult gij u somtijds onwaardig achten vervolging te lijden om zijns Naams wil.
Zij rotten saam en houden boze raad,
terwijl mij elk in ’t heimlijk’ gadeslaat,
mijn schreden volgt en mij naar ’t leven staat.
Zoudt Gij, o God, nog met Uw heilig’ ogen
hun boosheid zien en straffeloos gedogen?
Ps. 56:3