Gelijk een arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn vleugelen uitbreidt, ze neemt en ze draagt op zijn vlerken, zo leidde hem de Heere alleen, en er was geen vreemd God met hem. Deuteronomium 32:11,12.
De arend breidt haar vleugelen uit zodat ze het hele broedsel omspant. Sommige arendsjongen bevinden zich middenin het nest en andere aan het uiteinde; maar de arend verwaarloost er geen een. Sommige liggen dichter bij haar borst, net zoals er in Gods gezin kinderen zijn aan wie meer innige omgang met Hem wordt toegestaan. Dezen leunen, net als Johannes, op zijn borst. Maar de arend breidt haar vleugels over haar hele nest uit, zodat zowel de uiteinden als het midden worden omsloten, en ze aan elk jong warmte overbrengt. Christus doet dit door het evangelie te verkondigen, want dat bereikt allen, of zou dat: in ieder geval moeten doen; het zou bij iedereen moeten terechtkomen en deel uitmaken van elke ervaring. Of, al zou de verkondiging door de mens onvolkomen zijn, het woord der waarheid is dat zeker niet. Van het midden tot de uiteinden, van het hart van God tot de einden der aarde, de vleugels van eeuwige liefde omhelzen allen, van Paulus in de derde hemel tot Jona in de buik van de walvis. Als u niet alle warmte van de borst ontvangt, dan krijgt u, net als een arendsjong, toch de bescherming van de vleugel.
lezen: Psalm 145