Hoewel ik niets ben. 2 Korinthe 12:11
Paulus wilde niet zeggen, dat hij geen godsdienst had, maar geen kracht in zichzelf. Wat? kon Paulus geen verzoeking weerstaan? Neen, niet meer dan gij of ik, zonder de hulp van de genade Gods. Kon Paulus niet meer bidden dan ik? Neen, geenszins, tenzij de Geest der genade en des gebeds hem gegeven ware. Kon Paulus niet meer liefhebben dan ik? Ook strikt niets meer, en ook kon hij geen enkele geestelijke gedachte meer hebben, zo ver als het hem zelf betrof. Ik wil niet zeggen, dat Paulus niet meer had, geloofde en liefhad dan iemand onzer dit kan. Hij zegt duidelijk: „In mij, dat is, in mijn vlees, woont niets goeds”; en daarom ook niet het goede des geloofs, der liefde en der Goddelijke gemeenschap. Wanneer nu de Heere een ziel zover vernederd heeft, dat zij niets is, dan volbrengt Hij zijn kracht in haar zwakheid; Hij geeft kracht om te bidden; kracht om te geloven; kracht om te hopen, lief te hebben, het Evangelie aan te nemen. Evenals de man met de verdorde hand, tot wie Jezus zeide: „Strek uw hand uit.” Zij was verdord en hij kon het dus zelf niet doen. Maar de kracht van Christus werd in zijn zwakheid volbracht; toen Hij het woord sprak, werd de verdorde hand uitgestrekt en gezond als de andere. Zo ook met de dode Lazarus — hij sliep de slaap des doods; maar toen de stem der liefde en der macht tot in het graf doordrong: „Lazarus kom uit!” werd het leven volbracht in het dode lichaam. Zo ook met de helden des Ouden Ver- bonds, die „uit zwakheid krachten hebben gekregen” (Hebr. 11 : 34). En zo is het met een ieder van ons, naar zijn mate; onze zwakheid, hulpeloosheid en onmacht zijn het juist, die de macht, de kracht en de genade van de Heere Jezus te voorschijn brengen.
Maar die nu hulp’loos kermen,
verdrukt en vol gebrek,
brengt God door vrij ontfermen
haast in een hoog vertrek.
De vruchtbaarheid verheugt
hun huis van ganser harte.
D’ oprechten zien ’t met vreugd,
maar d’ ondeugd zwijgt met smarte.
Ps. 107:21