Vervolgd, doch niet daarin verlaten; nedergeworpen, doch niet verdorven. 2 Korinthe 4:9
U mag dan neergeworpen worden door vele twijfelingen en vrees, en het bewustzijn van Gods liefde voor uw ziel verliezen, maar u kunt ze niet in werkelijkheid verliezen; ook is uw geloof niet door de heetste vlam verdorven. Het is als met het goud: het vuur doet de onreinheid en het tin smelten en zich afscheiden, maar raakt het goud zelf niet aan. In de hevige strijd zal uw geloof niets verloren hebben. Ook zal uw hoop niet vernietigd worden, ofschoon u zelf over uw staat en toestand verslagen zal zijn; want niet het minste van uw hoop of de genade van Christus kan ooit verloren gaan. het kan lijken dat ze verminderd zijn, zoals de Apostel zegt: “Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden” (1 Kor. 3:15); maar het is geen echte schade — het is slechts de droesem, die weggenomen is, opdat het des te schoner te voorschijn komt. Het werk van de Heilige Geest kan evenmin vernietigd worden, als het werk van Christus; dus blijft iedere genade, die in de ziel is ingeplant, onaangeroerd, ongeschonden in al haar Goddelijke zuiverheid. Liefde, lijdzaamheid, onderwerping en nederigheid, zij alle blijven ongedeerd in de vlam, ofschoon de droesem, die er reeds vermengd is, er van wordt weggenomen, zodat zij des te helderder schitteren mogen. Dus, al werdt u in het heetste vuur geworpen, u zult niet vergaan, evenmin als de drie jongelingen in Nebukadnezars oven, of als Jona in de buik van de walvis.
God laat hen nooit in ’s haters wreed vermogen.
Wie hen verdoem’, de Heer verdoemt hen niet.
Wacht op de Heer en houd zijn weg voor ogen.
Hij zal gewis in ’t wettig erfgebied
van ’t aardrijk u op ’t zegenrijkst verhogen,
terwijl gij ’t eind der goddelozen ziet.
Ps. 37:17