Want wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Romeinen 3:23
Wat wil het zeggen, de heerlijkheid Gods te derven? Het is te handelen zonder opzicht tot Zijn heerlijkheid. Nu, alles wat wij ooit gedaan hebben, wat niet gedaan is in eenvoudigheid tot Gods heerlijkheid, heeft het brandmerk der zonde op zich afgedrukt. Doch wie had ooit in een onwedergeboren staat, als gevallen zoon van gevallen ouders, een oog voor de heerlijkheid Gods? Kwam het ooit in een natuurlijk mensenhart op om tot Gods eer te spreken, te handelen, te raadplegen en te leven? Aleer zulk een gedachte, zulk een verlangen ooit in ons gemoed kan opkomen, moeten wij Hem hebben aanschouwd, Die onzichtbaar is; moeten wij een geloofs- gezicht hebben gehad van de drie-enige God. Er moet door de Heilige Geest ons gegeven zijn een eenvoudig oog om te zien, dat deze heerlijkheid alle ondermaanse heerlijkheid te boven gaat. Elke beweging dan van het eigenlievend hart, elk verlangen ons te bevredigen, te vergenoegen, derft de heerlijkheid Gods. Dit brandmerkt alle natuurlijke godsdienst des mensen met het brandmerk der zonde. Het laat de godsdienstige mens in dezelfde treurige staat als de ongodsdienstige, het houwt de belijdende wereld met hetzelfde zwaard terneder, waarmede het de spotter treft. Wanneer men in de natuurstaat is, wat men godsdienstig noemt, is dan de bedoeling en het oogmerk daarvan de heerlijkheid Gods, de heerlijkheid van vrije genade, de heerlijkheid van de Middelaar tussen God en mensen, de heerlijkheid van de Heilige Geest, de enige Leermeester van het volk van God? Neem het op zijn best, in zijn beste vorm, is het niet slechts een andere gedaante van eigenliefde, om de eigengerechtigheid te verhogen en ten hemel op te klimmen door de ladder van eigen werken? En is dit niet een derven van de heerlijkheid Gods? Maar behalve dit, de heerlijkheid Gods vereist, dat allen, die Hem aangenaam zullen zijn, moeten zijn zonder vlek of rimpel of iets dergelijks. Een vlekkeloos God kan niet aannemen, niet zien op, geen vergenoegen hebben in een bevlekt zondaar, en juist in verhouding tot de oneindige zuiverheid en onuitsprekelijke heerlijkheid van Jehova, moet alle onzuiverheid, alle vleselijkheid, alle onheiligheid, en de minste afwijking van de volstrekte volmaaktheid in Zijn oog hatelijk en verfoeilijk zijn. Welnu, al de uitverkorenen worden, zij het in min of meerder mate, hierin onderwezen. Het is de ernstige en noodzakelijke voorbereiding van het hart door genade; het is de inleiding, door de hand des Geestes, in de voorkamer van de Koning der koningen. Het is een brengen van de ziel op die plaats, de enige plaats, waar genade wordt gesmaakt, ontvangen en gekend. Het is derhalve voor de gekenden door genade, voor al de vrijgekochte en levendgemaakte kinderen van God ten uiterste noodzakelijk, dat zij in hun consciënties zijn overtuigd geworden, dat zij allen gezondigd hebben en derven de heerlijkheid Gods.