Ik doe wandelen op de weg der gerechtigheid. Spreuken 8:20
Hoe doet de Heere Jezus — die hier onder de naam van de opperste Wijsheid spreekt —zijn heiligen op de weg der gerechtigheid wandelen? Door een verborgen licht in hun ziel te verspreiden, waardoor zij zien wat God heeft geopenbaard, en een geheimzinnige macht in hun hart te storten, waardoor het geloof wordt geboren, om alles, wat God bekend heeft gemaakt, te ontvangen, aan te grijpen en te vertrouwen. Wij zullen Gods Woord altijd en te vergeefs lezen, zo dat Woord geen leven en licht voor onze ziel geworden is; maar wanneer God de Heilige Geest, wiens verbondsroeping en werk het is van de dingen van de Heere Jezus te nemen en ze aan het hart te openbaren, een verborgen en gezegend licht werpt op die plaatsen der Schrift, waar gesproken wordt van de Heere Jezus als van de Vervuiler der Wet, als een heerlijke rechtvaardigmaking teweeggebracht hebbende, en die tevens in het hart het geloof en de kracht werkt om te ontvangen, te vertrouwen, te omhelzen en te gebruiken, wat Hij aldus heeft geopenbaard, — dan doet Hij de ziel wandelen „op de weg der gerechtigheid.” En o! welk een wonderbare weg is dat, dat God zulk een weg kan vinden om geheel zijn volk te rechtvaardigen, door het de rechtvaardigheid van een ander te geven! Dat zal de bewondering en het lied uitmaken der engelen in alle eeuwigheid; het zal de diepte van al hun wijsheid uitputten, om die geheimen der wijsheid, der liefde en der macht te doorzien. Ja, de engelen zelfs, die de mensen zo ver in wijsheid overtreffen, worden voorgesteld als „begerig, die dingen in te zien”, en daarom werden, toen de arke was gemaakt en het verzoendeksel over de tafelen, die er in weggeborgen waren, was gelegd, de serafijnen afgebeeld, als te staren op dat gouden verzoendeksel, om aan te tonen hoever de hoogte, de breedte, de lengte en de diepte dezer geheimen de kennis der engelen zelfs te boven gaat.
Rechtvaardig volk, verhef uw blijde klanken,
verheugd in God, naar waarde nooit te danken!
Zingt vrolijk, roemt zijn deugden t’alle tijd,
gij, die oprecht van hart en wandel zijt!
Ps. 32:6