Wee de gerusten te Sion. Amos 6:1
Bunyan zegt in zijn eenvoudige taal:
Een christenmens heeft zelden lang gemak.
Wanneer d’ene vrees verdwijnt, staat klaar een ander pak.
De zonde zal hem nooit lang met rust laten, en satan ook niet. Maar ook God laat hem niet lang met rust, en ook zijn eigen vrezen doen dit niet. Hij kan geen rust vinden, totdat zijn consciëntie is gereinigd door het bloed der besprenging; totdat zijn ziel is gezegend met de gevoelige tegenwoordigheid en de genieting van de liefde Gods; totdat hij de zoete bewijzen heeft van de verzoenende genade, de gezegende openbaring van Christus aan zijn ziel, door de stem en het getuigenis van de Geest in zijn gemoed. Dit is niet het op zijn heffe stil liggen van een Moab, Jeremia 48:11, maar een stil zijn, waarvan de psalmist spreekt: „Zijn ziel zal vernachten in het goede”, Psalm 25:13. Alle rust buiten dit is de slaap eens luiaards. Vleselijke rust staat tegenover geestelijke. Wanneer hij dan valt in een vleselijke rust, en het voor een tijd schijnt, dat de zonden hem niet plagen, noch satan hem verzoekt, noch de wereld hem vervolgt, dan wordt een christenmens gewaar, dat het verkeerd gaat; hij heeft zijn pak verloren, maar niet op de rechte wijze, en hij zou liever zijn pak terug hebben, dan zijn ziel te hebben onder degenen, die gerust zijn te Sion.