En die uw Naam kennen, zullen op U vertrouwen. Psalm 9:11
Er is een kennen van Gods Naam. Door de „Naam Gods” moet men verstaan de geopenbaarde volmaaktheden des Almachtigen; alles wat Hij aangaande zichzelf in de Schriften der Waarheid geopenbaard heeft. Elke eigenschap, elke volmaaktheid, alles wat God van zichzelf gezegd heeft, is begrepen in de „Naam van God.” Maar inzonderheid betekent de „Naam van God” de Zoon zijner liefde die is: de luister zijner heerlijkheid; „het uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid”; gelijk Hij tot Mozes zeide: „Zie, Ik zend Mijn Engel voor uw aangezicht, om u de weg te wijzen, en te brengen in de plaats, die Ik heb toebereid. Geef acht op Hem en gehoorzaam zijn stem, vertoorn Hem niet; want Hij zal uw overtredingen niet vergeven: want „mijn Naam is in Hem”’, dat is, al mijn geopenbaarde volmaaktheden, mijn heerlijkheid, al mijn Goddelijke eigenschappen zijn in Hem; want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk”. Nu is er een kennen van de Naam van God; er is een kennen bij ervaring in de ziel van de volmaaktheden Gods, zoals zij in de Schriften zijn geopenbaard. Zijn naam wordt dus gekend, wanneer de volmaaktheden Gods in het hart en aan het geweten, door de kracht des Geestes zijn geopenbaard. En dit is door de kracht van een levend geloof in de ziel. Door het geloof aanschouwen wij God. Door het geloof kennen wij God. Wanneer wij in onze harten de Waarheid ontvangen, zoals die is in Jezus, en als wij door een levend geloof geloven, al wat God van zichzelf in zijn Woord gezegd heeft, dan kennen wij de Naam van God; en iedere openbaring van Gods barmhartigheid, ieder bewijs van Gods gunst, en het zien van Gods volmaaktheden, is een ontdekking in ons hart, een ontstaan in onze ziel van de kennis van Gods Naam.
O God, mijn God, Gij aller vorsten Heer,
ik zing verheugd uw grote naam ter eer!
Ik zal de roem van uwe majesteit
verhogen tot in d’ eind’looz’ eeuwigheid.
Ps. 145:1