Maar Hij zal gedachten denken, dat Hij de verstotene niet van Zich verstote. 2 Samuël 14:14
De belofte luidt: „En het weggedrevene zal Ik wederbrengen”, Ezech. 34:16. Schuld, verzoeking, satan, twijfelingen en vrezen hadden hen van de woning des tabernakels weggedreven. Toch had de Heere hen lief. Hij zegt: Ik zal wederbrengen. Maar hoe? Door niets anders dan door een gevoel van barmhartigheid. Het is niet door verschrikking, maar door bemoedigingen. Ik trok hen, zegt de Heere, met touwen der liefde (dat zijn de tedere gewaarwordingen, die in het hart geschonken worden), met koorden der liefde. Gij moogt donderen en weerlichten, de zweep nemen en de afwijker afrossen, gij kunt hem nooit naar huis slaan. Hij moet door genade, door de goedertierenheid Gods getrokken worden en die leidt tot bekering. Hoe werd Petrus teruggebracht? Door het zien van Jezus op hem toen hij stond in de zaal van de hogepriester; die blik van liefde, vermengd met verwijt. Deze was het, die Petrus naar buiten deed gaan en hem bitterlijk deed wenen. Een gefronst aangezicht zou hem in de wanhoop gedreven hebben en hem de weg hebben doen inslaan van Judas; maar die blik, van berisping en liefde gemengd, wondde en heelde en vervulde zijn hart met het diepste berouw en leedwezen. En zij stortte zulk een helende balsem in zijn smartende ziel, dat toen Jezus van de dood was opgestaan en Hij door Zijn engel hem een bijzondere boodschap had doen brengen, dat hij Hem weer in Galiléa zien zou, hij in zee sprong om bij Hem te komen toen Hij stond aan de oever der zee van Tiberias. Zo werd de arme, weggedreven Petrus weergebracht. En evenzo werd de arme, afgeweken David door de stem van vergeving teruggebracht. Want de Heere vindt middelen uit, dat Hij de verstotene niet van Zich verstoot.