Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen. Jesaja 46:10
Er is een doorluchtige gedachte, die van Genesis tot Openbaring door de gehele Schrift loopt; en deze zelfde grootse gedachte loopt door elk gedeelte van het geheiligd blad, en als door een gouden band wordt het tot een geheel tezamen gebonden. Wat is deze doorluchtige gedachte? God heeft vele gedachten, zowel als wij. Want Hij zegt ons: „De gedachten Zijns harten zijn van geslacht tot geslacht”. Maar wij lezen ook van „de raad des Heeren, die bestaat in eeuwigheid”, en elders, „dat Hij alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil”, Psalm 33:11; Efeze 1:11. Zo is er in de gedachte Gods, zowel als in de wijze van Zijn bestaan, een eenheid en een verscheidenheid. Er is Zijn ene gedachte en Zijn vele gedachten; want ofschoon Zijn gedachten vele zijn, Zijn raad is maar één; en deze raad is de verhoging en verheerlijking van Zijn geliefde Zoon. Het kan niet ondienstig zijn in het kort deze eenheid der gedachte en de veelheid daarvan na te gaan. Wij zien dan in de eerste plaats iets daarvan in de schepping van de eerste mens, toen God hem formeerde naar Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis. Hier vinden wij de ene gedachte Gods uitgedrukt; want de eerste Adam was een voorbeeld van de tweede Adam. En gelijk Christus in afdalende linie de zoon van Adam was, zo was er in de schepping van de eerste mens een voorbeduiding van de vleeswording van Gods beminde Zoon, Die is het afschijnsel Zijner heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid. Merkt ten tweede aan hoe alle dingen Adams voeten waren onderworpen, en zo was hij het zichtbare hoofd der schepping. Leest deze verhoging in het licht van Psalm 8, en gij zult zien, hoe de psalmist door inspiratie, gelijk de apostel dit verklaart in Hebreeën 2:7—9, Adam beschouwde, waar alle dingen zijn voeten onderworpen waren, als een voorbeeld van Jezus, Die God met eer en heerlijkheid gekroond heeft. Hem over de werken Zijner handen heeft gesteld, en alle dingen Zijn voeten onderworpen heeft. Ziet vervolgens op de eerste belofte, gegeven na de val, dat het Zaad der vrouw des satans kop vermorzelen zou. Hier hebben wij de ene gedachte Gods bij vernieuwing uitgedrukt. Zijn heersende of albesturende raad in de vleeswording van Zijn geliefde Zoon, als het Zaad der vrouw om satans kop te vermorzelen. Let op Noach, met zijn huisgezin in de ark bewaard, toen de rest der wereld door de zondvloed werd weggevaagd, opdat uit de lendenen van Adam het beloofde zaad zou voortkomen. Neemt het geval van Abraham, geroepen door een bijzondere roeping, opdat in hem en zijn zaad alle volkeren der aarde zouden gezegend worden. Hier hebben wij wederom Gods ene gedachte. Neemt vervolgens de Levitische bediening. Elke plechtigheid, elke offerande, elk voorbeeld, elk voorschrift, zij alle dragen hetzelfde stempel van deze ene gedachte Gods; en inderdaad is elk deel der Schrift maar een ontwikkeling van deze ene gedachte in het hart van God, van deze ene raad van Zijn eeuwige wil. Het Woord van God is. een volkomen verborgenheid voor ons en wij zien geen schoonheid of overeenstemming in de verscheidene boeken, noch van het Oude, noch van het Nieuwe Testament, tenzij wij de gedachte Gods daarin aanschouwen; of Gods gedachten daarin uitgedrukt. En wel in het bijzonder die doorluchtige gedachte, waarvan ik gesproken heb, die alles tezamen vat, namelijk de verhoging van Zijn lieve Zoon aan Zijn rechterhand, als de beloofde beloning voor Zijn lijden en sterven, en het heerlijk gevolg van Zijn opstanding en hemelvaart in de gewesten der eeuwige zaligheid.