Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen. Psalm 119:132
Waar vraagt u God om in uw gebed? Ik veronderstel dat velen van u op de knieën vallen voor de voetbank van de genade. Waar vraagt u God om in uw gebed? Is het om een bijzondere zegening voor uw ziel? Is het om een openbaring van Jezus aan uw hart? Is het om de Heere te vragen Zelf op een schuldige worm neer te kijken en uw ziel zachtjes Zijn genade en liefde in te fluisteren? Dit zijn ware gebeden, dit zijn geestelijke zuchten; dit is de tussenkomst van de Geest in het gemoed van de zondaar waarin het gekerm niet kan worden geuit. Als u uit zielservaring weet wat het is om in nederigheid, in eenvoud, in oprechtheid, in ontroostbaarheid, in wroeging zo voor de voetbank van genade te liggen, en uit te roepen: ‘Zie mij aan.’ ‘Mij ’, die Uw genade volkomen onwaardig is. ‘Mij’, die voortdurend afvallig van U is geworden. ‘Mij’, die de meest verachtelijke onder de verachtelijken is, de meest schuldige onder de schuldigen, maar: ‘Zie mij aan’, want ik kan niet verdragen dat U me ongemerkt voorbij zou gaan, dat U mijn ziel niet zou aanzien, terwijl U uw kinderen aanzag. Dit is een uitroep die vast en zeker wordt beantwoord. Wees mij genadig. Wanneer zullen u en ik buiten het bereik van de genade komen? Zullen we ooit het verlangen te boven komen zo lang we hier beneden ademen? God beware ons, die Zijn Naam vrezen, ervoor ooit maar een dag te leven zonder, in meer of mindere mate, naar de merkbare blijken van de genade te verlangen. ‘Maar,’ zegt u, ‘u hebt genade gekregen; waarom hebt u haar weer nodig? Is één keer in uw leven niet genoeg? ’Degene die dat zegt, kent zijn eigen hart niet, kent de geopenbaarde genade van God aan een zondaarsziel niet. Als zonden overvloedig aanwezig zijn, als schuld wordt gevoeld, als het verderf aan de gang is, als het geweten is belast, als de zondigheid van het hart wordt blootgelegd, als ons hart wordt geopend in het licht van de Geest, voelen we dan niet voortdurend onze behoefte aan genade? Genade voor elke overspelige blik; genade voor elke begerige gedachte; genade voor elk lichtvaardig en zinloos woord; genade voor elke zondige beweging van ons verdorven hart; genade zolang we leven; en genade als we sterven; genade om ons elk ogenblik te vergezellen, met ons mee te gaan naar de poort van het graf, ons veilig door de gezwollen Jordaan te dragen, en ons veilig neer te zetten voor de troon van de Heiland?
Lezen: Psalm 56